Verhalen over de Tweede Wereldoorlog in Bodegraven-Reeuwijk door Cock Karssen
Hulp aan onderduikers
In de loop van de oorlogsjaren groeide de stroom mensen die onderdoken, zich op een geheim adres verstopten, om uit handen van de Duitsers te blijven. Daarom begon men in Bodegraven al in 1941 incidenteel met het geven van onderdak aan deze mensen. Via particuliere adressen wist men veel mensen onder te brengen. De boekhandel van Karssen was daarbij vaak het contactadres, waar men zonder te veel op te vallen naar binnen kon lopen, waarna men van daaruit, vaak met hulp van Chiel Edelman, verder gestuurd werd naar een onderduikadres. In de loop van 1942 werd een plaatselijk contact gevormd, dat de hulp aan de onderduikers, ging organiseren. Later werd dit de Landelijke hulp aan Onderduikers genoemd ( L.O.). Deze plaatselijke L.O. bestond uit 5 mensen, waaronder 2 ambtenaren van het gemeentehuis, de heren J.G.Breekveld en J.H.J.van Loo. Deze twee mensen zijn van enorme betekenis geweest voor de plaatselijke L.O. In samenwerking met het hoofd van de distributiedienst, P.B.Bakker, hebben zij vele honderden mensen aan valse persoonsbewijzen, Ausweisen, stamkaarten en distributiebonnen geholpen. Na enige tijd konden de Duitsers echter de valse bewijzen er uit pikken, zodat men weer aan echte blanco papieren moest zien te komen. Steeds weer wist Van Loo, dank zij de medewerking van een collega bij het Centrale Bevolkingsregister om aan de benodigde blanco persoonsbewijzen te komen. Het was echter levensgevaarlijk werk, dat men doordat de onmiddellijke omgeving ‘goed’ was, lang kon volhouden. Maar doordat een onderduiker zijn mond voorbij had gepraat, kwam de zaak toch uit. Gelukkig was Van Loo op dringend verzoek van zijn medewerkers ondergedoken. Precies op tijd. Maar het werk ging door.
In Nieuwerbrug waren B.J.van Ommeren en Kingma van de Korte Waarder actief bij deze zaak betrokken en in Waarder waren het dominee K.Bokma en I.van Daalen die actief waren voor de L.O.
De L.O. in Reeuwijk
In Reeuwijk was het verzet voor een groot deel in Reeuwijk- Dorp te vinden. Kaashandelaar TH. ( Dirk ) Vergeer was hier de motor van de verzetsactiviteiten in de L.O. Eén van zijn eerste activiteiten in april 1943 was het laten onderduiken van 7 jonge mannen die niet in Duitsland wilden werken. Samen met wachtmeester J.F.van Daalen en ambtenaar Van Leeuwen verzorgden zij behalve voor onderduikadressen ook voor valse bonkaarten en persoonsbewijzen voor de onderduikers. Aan de Platteweg was boer A.Streefland de man die met hen meewerkte. Dirk Vergeer ontpopte zich als de leider van de L.O.groep en had ook contacten met de omliggende L.O.groepen. Zijn huis werd een belangrijk trefpunt, ook wel ‘de onderduikbeurs’ genoemd. Wachtmeester Van Daalen heeft er bovendien voor gezorgd, dat vele Reeuwijkers en onderduikers bij razzia’s tijdig gewaarschuwd werden zodat men veilig kon ‘verdwijnen’.
Veel onderduikers in De Meije
In 1940 bij het uitbreken van de oorlog kregen de bewoners direct al te maken met veel evacués die verdreven waren door bombardementen of het onderwater zetten van hun woonplaats. Later toen de situatie in de steden slecht begon te worden werden kinderen van grote gezinnen naar de Meije gestuurd om aan te sterken. In de barre periode van de Hongerwinter wisten vele hongerigen uit de steden, de streek te vinden op zoek naar voedsel. Over het algemeen waren de Meijenaars gastvrij en bereid om te helpen ook aan velen die moesten onderduiken voor de Duitsers. Als er Duitsers het gebied introkken werd iedereen gewaarschuwd, zodat de onderduikers de weilanden, of blauwgraslanden in konden vluchten. De enige telefoon in de streek, die in café de Halve Maan was gevestigd, bewees daarbij goede diensten. Vanuit Bodegraven waarschuwde men als er een razzia opkomst was. Naast
onderdak, moesten de onderduikers ook voedsel, bonnen en kleding hebben. Frank Habold, Kapelaan van Paasen en bakker van der Poel waren de mensen die zich hier voor inzetten. Door het al eerder genoemde isolement bleek de Meije ook een prima gebied te zijn voor de dropping van wapens. Zowel in het vooreind, achter de Meijehoeve, maar vooral in het achtereind op het land van Habold zijn tijdens de oorlog vele wapens gedropt. Ploegen van 17-30 man waren per keer bij deze nachtelijke activiteiten betrokken. Er werd samengewerkt met de knokploeg uit Zwammerdam en met politieman Roggeband uit Nieuwkoop. Op deze manier hebben de Meijenaars zich in die tijd verzet tegen de vreemde overheersers.
Wapens
Door het al eerder genoemde isolement bleek de Meije ook een prima gebied te zijn voor de dropping van wapens. Zowel in het vooreind, achter de Meijehoeve, maar vooral in het achtereind op het land van Habold zijn tijdens de oorlog vele wapens gedropt. Ploegen van 17-30 man waren per keer bij deze nachtelijke activiteiten betrokken. Zij waagden hun leven om het verzet in Zuid Holland en Utrecht aan wapens, medicijnen en andere broodnodige zaken te helpen. Er werd samengewerkt met de knokploeg uit Zwammerdam en met politieman Roggeband uit Nieuwkoop. Hoewel een klein aantal mensen, zoals Habold en zijn vrouw, bij al deze activiteiten daadwerkelijk betrokken waren, was de hele bevolking solidair. Er waren ook geen gevaarlijke N.S.B.ers in de streek woonachtig, zodat het gevaar voor verraad klein was. Op deze manier hebben de Meijenaars zich in die tijd verzet tegen de vreemde overheersers.
Over Cock Karssen
De journaliste, fotografe en historica Cock Karssen (1942) is misschien wel het historische geweten van Bodegraven waar het gaat om de Tweede Wereldoorlog. Als dochter van een van de grote verzetshelden uit die tijd, C.G. Karssen, maakt ze op tweejarige leeftijd een indrukwekkende inval mee. Op 29 april 1945 valt de Sichterheidsdienst (SD) het pand op de hoek van de Wilhelminastraat en de Prins Hendrikstraat binnen. Niet alleen is hier het familiebedrijf en gelijknamige boekhandel gevestigd. Boven de zaak woont ook het gezin Karssen. Haar vader, haar moeder en oom Chiel Edelman worden daarbij gearresteerd. Niet wetende dat ze met Chiel Edelman nog een andere belangrijke spil uit het Zuid-Hollandse verzet in handen hebben, wordt haar moeder al snel vrijgelaten en ontsnapt haar oom dankzij een welwillende politieman. Haar vader is dan al vervoerd naar Gouda. In afwachting van ‘de kogel’ wordt hij daar op het nippertje bevrijd uit het politiebureau door het Goudse verzet.
Later ontdekt Cock tot haar verbazing dat er zo weinig bekend is en herdacht wordt in Bodegraven en pakt ze de uitdaging op de lokale verhalen uit die tijd een gezicht te geven. In 1985 verschijnt haar boek “Bodegraven in Oorlogstijd”. Niet haar eerste titel, maar wel specifiek over een tijd waarin terreur, angst en ‘wettenloosheid’ het dorp beheerste. In de eerste alinea van haar boek schrijft ze “Het is belangrijk dat men ook in Bodegraven weet wat hier is gebeurd, voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Ik heb gedacht om dat in dit boek te vertellen”
Dat streven loopt als een rode draad door haar leven, naast alle andere geschiedenis, verhalen en indrukken die zij in de loop der jaren heeft weten vast te leggen.