Van onderduiker tot dwangarbeider: het verhaal van Adrianus Groeneveld

Adrianus Groeneveld

GOUDA – Na zijn onderduik wordt Adrianus Groeneveld, een jonge kantoorbediende, gearresteerd en belandt hij in Kamp Amersfoort. Het tweede deel van Goudse Oorlogsgevangenen beschrijft zijn ervaringen. Ondergedoken om werken in Duitsland te ontlopen, komt hij daar -na twee vreselijke maanden in kamp Amersfoort – toch terecht.

Waar Groeneveld eind juli 1943 onderduikt is niet bekend, mogelijk op zijn huisadres in de Bockenbergstraat. Eind januari 1944 komt daar een ruw einde aan.

“Ik werd door zeven zogenaamde surrogaatpolities van bed gehaald en twee en een halve nacht vastgehouden op het Politiebureau op de Markt.”

Mogelijk doelt hij met surrogaatpolities op landwachters, vaak NSB’ers, die de Duitsers in de laatste twee oorlogsjaren hielpen met arrestaties, bewaking van gebouwen en controles. Berucht om het beroven van landgenoten die in het oosten op voedseltocht waren geweest.

Bewakingstoren Kamp Amersfoort, replica.
Foto: Eigen collectie Peter Beukema

Naar kamp Amersfoort
Met twee anderen wordt hij naar kamp Amersfoort gebracht waar hij kennismaakt met ‘de rozentuin’, een smal stuk grond met aan alle kanten prikkeldraad, dat gebruikt werd als strafplaats.

Het was een regenachtige morgen, en ik zag een lange rij van gevangene, waarvan ik aanvankelijk dacht dat het Russen waren. Zoiets had ik nog nooit gezien. Die mensen waren ontzettend slecht gekleed, waarvan de meeste in oude militaire kleren, en waren bepaald uitgehongerd. Als ze dicht bij ons konden komen bedelden ze om voedsel en peukjes cigaret. Maar dat was gevaarlijk genoeg, want ze werden direct weggeslagen of weggetrapt. Nadat wij 5 uur in de regen hadden gestaan , werden we gehaald om omgekleed te worden. Van onze eigendommen mochten wij niets houden waaronder ook ons HAAR. Alleen mijn tabaksdoos mocht ik meenemen.”

Vrijwel zonder eten
Enkele weken brengt hij hier door met marcheren en op appèl staan, dag en nacht. Op veel te grote klompen, vrijwel zonder eten en veel hygiëne is er ook niet. 

“Vele jongens hadden disenterie, wat ik ook kreeg. De hele nacht was het een wedren naar de w.c. U moet weten er waren 2 w.c. voor 400 jongens en het was voor velen dan ook niet mogelijk om het er goed af te brengen. Er hing daar dan ook een vreselijke lucht.”

Hij ziet hoe gevluchte kampgenoten na een bombardement dood of zwaar gewond worden teruggebracht, heeft zelfs begrip voor het feit dat zijn kampgenoten elkaar bestelen van het laatste stukje brood, maar het dagelijks leven valt hem zwaar.

“We hadden 4 grote vijanden dat was koude, honger, appèls en s.s. soldaten, die je voor het kleinste vergrijp half dood sloegen. Die ellendelingen hadden het meeste plezier als ze iemand hadden afgeranseld.”

Longontsteking
Een groot deel van zijn verslag gaat over de ziekenboeg waar hij met longontsteking terecht komt. 

“Ik lag daar ongeveer een week toen er een jongen werd binnengebracht, die was neergeschoten bij een ontvluchtingspoging. Hij werd neergeschoten met z’n handen omhoog. Men zei dat er f 25 premie aan verbonden was. Hij had een schot door z’n longen en in z’n been. Het was een vreselijk gezicht, helemaal naakt en alles was bloed. Tot overmaat van ramp werd hij vlak naast me gelegd. Nu ik zal dat nooit vergeten. Er was absoluut geen medische hulp, want de dokters hadden niets. S’ avonds is hij gestorven wat misschien maar gelukkig was. Ik zelf ben er ook erg aan toe geweest, maar Goddank heb ik het leven eraf gebracht.”

Niet in staat om te lopen
Hij is er omringd door jongens met schurft, mannen met een geslachtsziekte, -herkenbaar aan een kaalgeschoren kruis op het hoofd.

“Na zestien dagen was ik koorts vrij en dus genezen verklaard. Ik kon vertrekken maar was bijna niet in staat om alleen te lopen. Ik ben toen in Blok 7 terechtgekomen waar een medelijdende kamerwacht het risico heeft gelopen om mij een hele week in bed te houden. Vanzelf moest ik toen weer op de appèls verschijnen, maar voor de rest sliep ik dag en nacht.”

Fragment verslag Abbema – Foto: SAMH

Na zeven weken in Amersfoort wordt zijn nummer omgeroepen. 5825 gaat op transport naar Duitsland. 

“Na een week van urenlang in de rij staan voor de commandant, voor t’ verhoor en voor de arbeidsbeurs gingen we op transport. De laatste nacht hebben we met 400 jongens in de transportbarak gezeten zonder te slapen. We waren toen in onze eigen kleren. Het ellendigste was dat je dan weer in de luizen kwam.”

Verrassing
Het vertrek is enkel dagen voor zijn verjaardag en hem wacht een verrassing. 

“Toen we s’ morgens om 7 uur het kamp uitgingen was het daarbuiten zwart van de mensen. We werden dan ook goed onthaald zover ze bij ons konden komen. Van alles kregen we brood, vruchten, chocolade, Kortom van alles wat we zo lang niet hadden gezien. Ik heb toen m’n ouders en verdere familieleden nog gezien, die mij in ‘t eerst niet meer konden. U moet weten dat ik na m’n ziekte werd geschat op 30 jaar en ik was pas 21.”

Hij vertelt niet hoe het kwam dat zijn familie daar stond en ook over zijn verblijf van twee maanden in Duitsland is hij kort. 

“We zijn toen naar Aken gereisd via,Kaldenkirchen – München – Gladbach, waar ik te werk werd gesteld in een vleesfabriek. Na twee maanden ben ik gevlucht op zaterdag middag, na een vreselijk bombardement. s’ Zondags was ik thuis.”

Waarschijnlijk bedoelt hij ‘een zondag was ik thuis’ want in mei 1944 nam een ontsnapte dwangarbeider niet zomaar de trein naar Nederland. Hij dook weer onder en overleefde de oorlog.

Luister de aankomende weken naar alle afleveringen van deze vijfdelige podcastserie via Spotify. Hieronder kun je de eerste aflevering met Willem Knecht beluisteren.

MEER

Deel dit bericht:

Facebook
WhatsApp