“Ik hoop dat ik met deze brief een klein radertje heb bijgedragen aan een betere wereld.”

Door Hester Hage, Het Kontakt/Goudse Post
GOUDA – Tachtig jaar na de bevrijding komt de Goudse oorlogsgeschiedenis op indrukwekkende wijze tot leven in de serie Goudse Oorlogsgevangenen. De serie is een unieke samenwerking tussen RTV Gouwestad, de Goudse Post en EDGH.nl, in nauwe afstemming met historicus Peter Beukema. Hij nam enkele jaren geleden het initiatief om samen met een team vrijwilligers aan de slag te gaan met een vijftigtal brieven, die tot dan toe verborgen lagen in de Goudse archieven. Vergeelde stukjes papier, soms kort en bondig, soms uitgebreid en verhalend, waarop Gouwenaars tijdens de oorlog hun persoonlijke ervaringen vastlegden. Brieven van inwoners die tijdens de bezetting gevangen zaten en hun hoop, angst en onverzettelijkheid toevertrouwden aan het papier.
Een aantal van die verhalen verschijnt de komende weken in de Goudse Post. Tegelijkertijd brengt Gouwestad samen met EDGH.nl een vijfdelige podcastserie uit waarin Anja Bogaard en Peter Beukema de levens van vijf Goudse gevangenen verder uitdiepen. In de brieven lezen we over moed, twijfel en trouw aan eigen principes, zoals het verhaal van Abbema, een Goudse timmerman die zijn overtuigingen niet wilde verloochenen en daarvoor een hoge prijs betaalde. Zijn woorden, tachtig jaar oud, zijn nog altijd krachtig en aangrijpend.
Hubertus Abbema
Hubertus Abbema is 34 jaar oud als de oorlog uitbreekt. De Goudse timmerman diende als soldaat bij het Regiment Grenadiers. De Nederlandse capitulatie betekende voor hem niet het einde van de strijd. Toen hij zijn radio niet wilde inleveren, begon een zware periode van een half jaar vol gevangenschap en verhoren.
De vijf bloedige oorlogsdagen maakt hij van nabij mee en zetten hem aan het denken. “Ik begreep dat ieder weldenkend mens alles zou moeten inzetten om zichzelf te blijven en niet gebroken uit deze titanische strijd tevoorschijn te komen.”
Zoveel mogelijk saboteren
Na de Nederlandse capitulatie op 14 mei zoekt Abbema direct contact met gelijkgestemden. “We besloten in onze eigen omgeving de moffen zoveel mogelijk te benadelen door bevelen en verordeningen te saboteren en anderen aan te moedigen hetzelfde te doen.”
Ze luisteren naar – verboden – buitenlandse radiozenders, want “de Duitse berichtgeving viel niet te vertrouwen.” Dat gaat mis. Op 28 oktober 1943 arresteert de Goudse politie hem thuis vanwege verboden radiobezit. Ook zijn zus, haar vriendin en haar verloofde worden meegenomen.
“Gelukkig begingen de handlangers van de bezetter een stommiteit: ze brachten ons mannen eerst weg en kwamen pas later terug voor de vrouwen. In dit uur hebben zij alle bezwarende materialen, onder andere een tweede radiotoestel, verschillende papieren, foto’s en andere stukken verbrand en vernietigd.” Zijn zus en haar verloofde worden de dag erna vrijgelaten.
Abbema wordt eerst vastgehouden op het Goudse politiebureau, met slecht voedsel en zonder frisse lucht. De gevangenen houden elkaar op de been. “Iedere nieuwe die werd binnengebracht, was al heel gauw uit de put gehaald door de humor van de anderen. Doordat enkelen over een goede stem beschikten, werd er veel gezongen.”

Berucht ‘zweethok’
Na tien dagen volgt transport naar Rotterdam, waar hij in het beruchte ‘zweethok’ van de Sicherheitsdienst (SD) terechtkomt: een slecht geventileerde, overvolle ruimte zonder sanitaire voorzieningen. Via het Rotterdamse politiebureau Haagsche Veer komt hij uiteindelijk bij de Rivierpolitie terecht.
“Hier werden wij gelegerd in een prachtige grote zaal, met uitzicht op de Maastunnel en de havens. Alleen dit al was een genot: weer een stukje natuur te zien, leven en beweging te aanschouwen, daarbij keurige bedden, alles goed schoon en onderhouden, en een vaste dagindeling.”
Iedere dag worden gevangenen naar de SD gebracht voor verhoor, die vaak wreed verlopen. Zijn verhoor duurt vier dagen en viel hem uiteindelijk mee. “De Duitse heren probeerden mij zeer onlogisch van communistische actie te beschuldigen. Toen ik door feiten kon aantonen dat dit niet zo was, sloeg men mij met de vuist in het gelaat.”

Martelingen
Ook medegevangenen ondergaan martelingen, zoals slaan, naalden onder de nagels steken en ophanging aan de handen om een bekentenis af te dwingen. “Bleef men sterk, dan staakte men het verhoor. Werd men murw en bekende men, waar of niet, dan was men praktisch zeker van de kogel.”
Na enkele weken moet Abbema terug naar Haagsche Veer, naar een kelder voor politieke gevangenen. “Er was slechts ruimte voor tien tot hooguit twintig man, nu kon men er niet lopen of zitten. We kregen ’s avonds met zijn drieën twee vuile strozakken en twee dekens.”
Hij noemt het de moeilijkste dagen van zijn gevangenschap. Hij maakt er zijn verjaardag mee, sinterklaas, kerstmis en oud en nieuw. “Toen pas voelde je de eenzaamheid en miste je het meest je dierbaren, die je had moeten achterlaten.”
Op 17 januari 1944, bijna drie maanden na zijn arrestatie, gaat Abbema op transport naar Utrecht, naar de Duitse straf- en onderzoekingsgevangenis aan het Wolvenplein. Zijn zus en haar verloofde brengen schone kleding en mogen meereizen tot Gouda.
Over de gruwelijke behandeling in Utrecht schrijft Abbema nauwelijks: “Het was te erg. Zeven weken heb ik doorgebracht in dit moordhol van Duitse machtswellust en viel in deze tijd 45 pond af.”
Dan eindelijk, op 29 februari 1944, komt hij voor het Duitse Landsgerecht, samen met drie medegevangenen die ook hun radio niet hadden ingeleverd. De rechtspraak noemt hij een parodie: “De eerste kreeg achttien maanden, nummer twee negen, nummer drie vier en een halve maand, en ik kreeg zes maanden met aftrek. Een prachtig stukje Duitse rechtspraak.”
Helse reis
Vier dagen later volgt transport naar Kleef in Duitsland. Een helse reis, samen met 149 anderen. Na uren wachten in de kou, in overvalwagens. “In de trein moesten we met het hoofd tussen de knieën zitten. Wie zich oprichtte, werd met een revolver op het hoofd geslagen.”
De omstandigheden in Kleef zijn iets beter, maar werk en ziekte eisen hun tol. “De pijn in mijn borst was langzaam aan het minderen, maar nu kwam er een ontsteking onder mijn knieschijf bij. Mijn linkerbeen sleepte er maar zo’n beetje achteraan. Wie niet werkte, kreeg ook niet te eten.”
Op 25 april 1944 wordt Abbema op straat gezet met elf en een halve Mark loon op zak en de boodschap: binnen twee uur over de grens zijn.
“Het intense geluksgevoel om weer vrij te zijn, gaat boven mijn macht. Het is een van de mooiste dagen van je leven. De zon scheen helderder, de natuur was mooier, de vogels zongen vrolijker.”
Tot het einde van de oorlog krijgt hij hulp van vrienden en het Nationaal Ondersteuningsfonds. “Door alles wat ik had doorgemaakt, kon ik zelf nog niet werken.”
Hij concludeert: gevangenschap is niets voor een mens. “Als we iemand afzonderen omdat hij tegen de gemeenschap heeft gehandeld, moeten we hem helpen een beter mens te worden. En dat kan niet tussen vier muren.”
Hij sluit zijn verhaal af met een wens: “Ik hoop dat ik met deze brief een klein radertje heb bijgedragen aan een betere wereld.”

Luister de aankomende weken naar alle afleveringen van deze vijfdelige podcastserie via Spotify. Hieronder kun je de eerste aflevering met Willem Knecht beluisteren.