Belle is verrast, Wybe wil naar zee

Belle van Bodegraven, deel 44

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Belle kijkt Wybe met grote ogen aan. ‘Wil je echt met me mee naar huis?’ ‘Ja, anders zou ik het toch niet vragen.’ ‘Maar je wens om veel van de wereld te zien dan. Hoe moet het daarmee? Je bent altijd op zoek naar avontuur. Ga je je niet vervelen?’ ‘Bij jou in de buurt zijn is al avontuur zat,’ grapt Wybe. ‘Zonder gekheid, ondanks dat het hard werken is heb ik genoten van het schippersleven. En wie weet trekt het water me zo dat ik toch op een dag weer het ruime sop kies, maar het leven aan boord van de binnenvaart is ook niet alles. Als je echt wat wilt beleven moet je op de grote vaart gaan of je aansluiten bij de zeemacht. Ik zou graag onder Zoutman dienen, de schout-bij-nacht.’

‘Die vaart alleen ’s nachts?’‘Nee, Dirkje. Ik kan wel merken dat jullie weinig van het leven op zee afweten. Schout-bij-nacht is een titel en Zoutman is schout-bij-nacht van het Gewest Holland. Hij komt hier uit de buurt, uit Rewijk als ik me niet vergis.’ ‘Wat is er dan zo bijzonder aan die man?’ ‘Dat zal ik je uitleggen, Belle. Hij is een meesterlijk strateeg en een uitmuntend zeevaarder. Het zal me niets verbazen als hij een grote rol gaat spelen in een volgende oorlog tegen de Engelsen.’ ‘Dan zullen ze later wel een standbeeld voor hem oprichten,’ oppert Dirkje. ‘Of een straat naar hem vernoemen,’ roept Belle enthousiast uit. ‘Dat lijkt me wel wat, als er een straat naar mij vernoemd wordt. De Belle van Bodegravenstraat.’ Wybe schiet in de lach. ‘Die kans lijkt me klein. Daarvoor moet je eerst iets bijzonders hebben gedaan.’ ‘En dat heb ik niet?’ ‘Telkens in de problemen komen en je tot twee keer toe laten ontvoeren tellen niet mee, vrees ik. Maar niet om het een of ander, als we hier blijven staan komen we nergens. Ik dacht dat jij zo’n haast had?’

‘Je hebt gelijk,’ antwoordt Belle kordaat. ‘Laten we maar gaan lopen. Wie weet komen we onderweg iemand tegen waar een stukje met mee kunnen rijden.’ ‘Ik houd het liever bij lopen want de mensen die jij doorgaans tegenkomt doen rare dingen.’ ‘Klopt,’ lacht Belle, ‘ik ben jou tegengekomen. Dus je hebt helemaal gelijk.’ Vol goede moed zet het drietal de pas erin. En ze hebben geluk. Na een klein uur lopen komen ze een punter tegen die ze een stuk mee wil nemen op de Breede Vaart. ‘Wat een geluk dat we voor deze weg hebben gekozen,’ zegt Belle als ze op de platbodem zitten. ‘Ik wilde in eerste instantie de weg richting Bloemendaal en Rewijk volgen omdat daar het meeste verkeer langskomt, maar omdat we boven Gouda rechts hebben aangehouden in plaats van links kwamen we bij de vaart terecht.’

‘Op bezoek geweest in Gouda?’ De punter kijkt het drietal verwachtingsvol aan terwijl hij stevig door boomt. Het scheepje ligt diep met zoveel mensen aan boord. De schipper moet behoorlijk kracht zetten om vooruit te komen. ‘Ik wil het als dank wel overnemen,’ biedt Wybe aan. De punter schudt zijn hoofd. ‘Niet nodig. Ik doe dit dagelijks.’ ‘We zijn in Gouda van boort gestapt. Wybe was daar scheepsjongen. Ik woon langs de Oude Rijn aan de zuidkant, vlakbij het fort. Wybe en Dirkje gaan met mij mee.’ ‘Tot zo ver kom ik niet. Jullie kunnen meevaren tot het begin van de Broekvelden. Daar sla ik rechtsaf de Wetering op.’ ‘Vanaf daar kunnen we de weg wel terugvinden. En wie weet komen we daar iemand met een wagen tegen die ons verder mee kan nemen.’ ‘Ik denk dat we regen krijgen.’ De schipper tuurt richting het westen. Donkere wolken trekken samen en komen dichterbij. ‘Nou ja, de Zuidplas houdt het meeste wellicht tegen.’

‘Ik hoop het. Ik voel er weinig voor om drijfnat te regenen.’ ‘Stel je niet aan, Dirkje. We smelten niet van een beetje regen.’ ‘Die lucht bevalt me anders niks.’ Wybe slaakt een diepe zucht. ‘Dat is niet een beetje regen en ik ruik onweer.’ ‘Kan jij dat ruiken?’ Wybe knikt. ‘Als scheepsjongen moet je wel. Als er zulk weer aankomt, kun je beter zorgen dat je zo snel mogelijk in een haven aanlegt.’ ‘En dat is precies wat ik ga doen,’ zegt de bootsman. ‘Hier verderop is een inham met een jachthut. Daar leggen we aan en wachten we tot het onweer voorbij is getrokken.’ ‘Kunt u ons niet hier afzetten, zodat we te voet verder kunnen?’ oppert Belle. ‘Wees nou niet zo eigenwijs. We kunnen beter schuilen. Onweer in het open veld is gevaarlijk. Om nog maar te zwijgen van de regen. Kijk, zie je die grijze strepen in de verte? Daar regent het al en niet zo weinig ook.’

Zo snel hij kan duwt de schipper de punter richting de hut. Ze zijn net op tijd. Met vereende kracht trekken ze de platbodem gedeeltelijk op de kant zodat het water eruit kan lopen. Als ze de deur van de hut dichttrekken barst het onweer in alle hevigheid los. Het lijkt wel avond, zo donker is de lucht. Bliksemflitsen verlichten de hemel gevolgd door een daverend gerommel. De regen geselt het houten bouwwerk dat piept en kraakt aan alle kanten. Het water komt hier en daar door kieren naar binnen, maar voorlopig zitten ze droog.

‘Er lijkt geen eind aan te komen.’ ‘In de verte wordt het droger.’ ‘Dat kan je zeker ook ruiken?’ ‘Nee, ruiken niet, horen wel. Als je goed luistert hoor je dat het oostelijk van ons harder regent dan westelijk. Aangezien de bui uit westelijke richting kwam, betekent het dat hij bijna is overgetrokken. Nog heel even wachten. Het zou zonde zijn om ons nu alsnog nat te laten regen en die paar minuten kunnen er wel bij.’ Na niet al te lange tijd houdt het tikken van de regen op. Door de kieren heen is het daglicht weer te zien. ‘We kunnen weer verder,’ zegt de eigenaar van de platbodem, terwijl hij de deur opent. Dan blijft hij staan. ‘Nee hè, het is niet waar,’ roept hij uit. ‘Wat is er?’ Belle is er als de kippen bij en wurmt zich langs de schipper.

‘Kijk zelf maar,’ zegt hij. ‘De wind en de stroming hebben de boot meegevoerd. Met een beetje pech is ‘ie al halverwege de Vaart.’

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter