Ook Wybe moet op zoek naar een nieuwe betrekking

Belle van Bodegraven, deel 43

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Zo gauw ze aan boord zijn beginnen Belle en Dirkje aan hun schoonmaakklus. Het schrobben van het dek neemt meer tijd in beslag dan gedacht. De planken hebben duidelijk lange tijd geen borstel gezien. ‘Wil het een beetje lukken?’ ‘Zolang jij niet met je smerige laarzen over het schone dek loopt,’ antwoordt Belle. ‘Ja, Wybe. Wil je ons niet van ons werk houden,’ grapt Dirkje. Ze gooit een natte doek richting de scheepsjongen. ‘Ik hoor het al. Jullie zijn geen dames om ruzie mee te krijgen.’ Wybe schudt zijn hoofd en loopt netjes langs de rand naar de achtersteven om geen vieze vegen te maken op het pas geboende dek.

‘Hoelang voordat we in Gouda zijn?’ roept Belle hem na. ‘Dat ligt eraan …’

‘Waaraan?’

‘Hoe snel jullie zijn met schoonmaken. Nee, zonder gekheid. Er staat een sterke stroming en de wind is ook gunstig, maar ik weet niet hoeveel oponthoud we bij de bruggen in Montfoort en Oudewater krijgen. Daar kan het soms druk zijn. Als we daar eenmaal voorbij zijn, moeten we alleen nog Haastrecht passeren, maar daar hebben we bijna nooit oponthoud.’ ‘Oké, dank je.’ ‘Je wilt echt graag naar huis,’ zegt Dirkje als Wybe via een luik naar het onderdek is verdwenen. ‘Ja, ik mis mijn ouders en mijn broers. En hoe langer ik wegblijf, hoe ongeruster ze zullen zijn.’ ‘Het is gek, maar je lijkt me helemaal geen type om altijd op een boerderij te verblijven. Jij bent geboren voor het avontuur.’

‘Misschien wel,’ antwoordt Belle terwijl ze ondertussen verder boent, ‘als ik thuis ben, wil ik avonturen beleven. En als het dan zover is, mis ik thuis. Heb jij dat niet?’

Dirkje schudt haar hoofd. ‘Ik heb niet echt een thuis. Dat scheelt.’ ‘Daar gaan we verandering in brengen. Ik weet zeker dat bij ons op de boerderij een thuis voor jou kan worden.’ ‘Dat kan jij nou wel willen, maar ik vraag me af of jouw ouders het goed vinden.’ ‘Dan ken je mijn moeder nog niet, die …’ ‘Die wat?’ ‘Laat maar,’ lacht Belle. ‘Daar kom je nog wel achter. Nu hebben we genoeg gekletst. Er moet gewerkt worden.’ ‘We kunnen van boord als jullie dat willen.’ ‘Varen we niet verder?’ Belle kijkt Wybe bijna smekend aan. ‘Nee, vandaag niet meer. We moeten wachten tot morgen voordat we verder kunnen.’ Het passeren van Montfoort verliep zonder oponthoud, ook het stuk naar Oudewater ging bijzonder snel. Zelfs vlugger dan Wybe had verwacht. Bij Oudewater begon de ellende. Het passeren van de eerste en tweede brug ging, na enige vertraging door de vele schepen die de plaats tegelijk wilden voorbijgaan, nog volgens plan. De derde brug leverde echter een probleem op. Een platbodem was omgeslagen en versperde de doorgang. Kisten en tonnen dreven in het water. Tegen de tijd dat alles was opgeruimd schemerde het al en was doorvaren niet meer mogelijk.

‘Waar ga je dan naartoe?’ vraagt Dirkje.‘In Oudewater zijn een aantal gezellige herbergen waar we wat kunnen eten. Het is jammer dat we niet voor de stad zijn gestrand want dan hadden we in de Pleyt kunnen overnachten. Dat is een heel gezellige schippersherberg.’ ‘Kunnen we niet aan boord blijven? We hebben geen geld en om nou weer …’ Wybe kijkt Belle strak aan. ‘Ten eerste, maak je over het geld geen zorgen. Dat regel ik wel. En ten tweede, ik heb liever niet dat jullie hier alleen achterblijven bij de schipper als je begrijpt wat ik bedoel.’

‘Is die man echt zo erg?’

‘Nog erger,’ lacht Wybe. ‘Waarom ben je dan bij hem in dienst?’ ‘Tja, veel keuze heb ik niet. Ik ben afhankelijk van de schippers en ben allang blij dat ik werk heb.’ ‘Ooit wel eens eraan gedacht om ander werk te gaan doen?’ Wybe kijkt verbaasd. ‘Ik zou niet weten wat. En ik houd van het reizen. Je maakt nog eens wat mee en ziet wat van de wereld. Altijd op dezelfde plek verblijven ligt me niet echt. Hoezo vraag je dat?’ ‘Ach.’ Belle haalt haar schouders op. ‘Ze vindt je leuk, snap je dat dan niet,’ flapt Dirkje eruit.

‘Dirkje …’

‘Het is toch zo. Ik zie wel hoe je naar hem kijkt. En je probeert mij ook te koppelen aan je oudste broer dus je moet niet zeuren.’ Zowel Belle als Wybe lopen rood aan. ‘Laten we van boord gaan,’ zegt die laatste. ‘Ik rammel.’ De volgende morgen vertrekt het schip bij de eerst mogelijke gelegenheid. De schipper is niet al te vrolijk en snauwt bevelen naar Wybe. Het oponthoud kost hem tijd, en tijd is geld. ‘Die is met het verkeerde been uit bed gestapt,’ fluistert Belle. ‘Blijf maar een beetje uit zijn buurt.’ Wybe knikt in de richting van de kajuit. De tocht vordert voorspoedig. Na niet al te lange tijd hebben ze Hekendorp en Goejanverwelle achter zich gelaten en zetten ze koers richting Haastrecht. Vlak voor Haastrecht gaat de wind liggen wat een nieuwe reeks verwensingen van de schipper richting Wybe en de dames tot gevolg heeft. ‘Dat je dat pikt. Wat een vreselijke vent.’ Dirkje trekt een zuur gezicht. ‘Ik heb wel ergere meegemaakt. En we zijn bijna in Gouda. Dan ben ik van hem af.’

‘Ga je niet verder met hem mee?’ Belle kijkt Wybe verbaasd aan. ‘Nee, dit is de laatste tocht met hem. Daarna moet ik op zoek naar een ander schip. En eigenlijk ben ik er niet rouwig om. Het is een hork eerste klas.’ ‘Zeg dat wel. Ik zal blij zijn als we er zijn,’ verzucht Dirkje. ‘Nog even volhouden. Als de wind niet aantrekt, schat ik dat we er nog een uur of twee over doen voordat we aanleggen aan de kade in Gouda.’ ‘Daar houd ik je aan,’ grapt Belle. De dames hebben geluk. Na nog geen kwartier steekt er een straffe wind op. Het schip lijkt de eindsprint te hebben ingezet. Voor ze het weten meren ze af aan de kaai en kan het uitladen beginnen. Belle en Dirkje helpen een handje mee, hoewel ze de echt zware lading aan Wybe en de schipper overlaten.

Als het ruim leeg is en Wybe zijn loon in ontvangst heeft genomen, neemt het drietal plaats in het gras langs de waterkant. ‘Hoe komen jullie thuis?’ ‘Lopend, denk ik. Zit weinig anders op.’ ‘Ik heb nog nagedacht over wat je zei. Geldt het aanbod nog steeds?’ Belle kijkt Wybe glazig aan. ‘Aanbod?’

‘Je vroeg … of ik wel eens had nagedacht over … nou over ander werk,’ stamelt Wybe. ‘Ik dacht …’

‘Je bedoelt dat …’ Belle krijgt een grote glimlach om haar mond.

‘Misschien moet ik eens zien wat er allemaal voor werk op een boerderij te doen is. Belle, mag ik met jullie mee?’

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter