Het vuur verspreidt zich razendsnel

Belle van Bodegraven, deel 40

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

De kleine ruimte in het schip vult zich langzaam met rook. Ook al zat er niet veel olie in de lantaarn, het vuur verspreidt zich razendsnel.
‘Vlug, doorzoek haar kleding,’ gilt Dirkje. Belle springt op de vrouw af en knielt bij haar neer. Al snel ontwaart ze een grote sleutel die tussen de plooi van haar rok gestoken is. Ze grist hem weg en rent naar de deur. De vrouw kermt. Tijdens de val is ze met haar achterhoofd hardhandig in aanraking gekomen met de vloer van het schip. Ze ligt nog buiten het bereik van de steeds verder oprukkende vlammen, maar het zal niet lang duren voor haar kleding vlam vat. Belle steekt de sleutel in het slot en doet een schietgebedje. Ze beweegt de sleutel heen en weer. Even lijkt het of er geen beweging in te krijgen is, maar dan hoort ze een zachte klik en schiet de deur open.
Dirkje schopt de uitweg in blinde paniek verder open. In de ruimte erachter is inderdaad een trap met daarboven een luik. Het daglicht lonkt.
Belle wil haar medegevangene achterna gaan, maar blijft dan staan. ‘We kunnen haar hier niet achterlaten,’ roept ze Dirkje toe die al halverwege de trap is.


‘Wat?’


‘We moeten die vrouw redden.’ ‘Ben je gek …’ dan sterft het geluid weg. Dirkje heeft het dek van het schip bereikt. De weg naar de vrijheid.
Belle staat in tweestrijd. De vlammen komen dichterbij. De rook is verstikkend. De hitte wordt steeds heviger. Zeker nu het luik geopend is en er daarmee nieuwe lucht wordt aangevoerd, lijkt het vuur zich nog sneller te verspreiden. In haar eentje krijgt ze de vrouw nooit die trap op en daarbij … zij heeft haar hier opgesloten. Daar ondervindt ze nu zelf de gevolgen van. Als de rollen omgedraaid waren had die vrouw hen nooit gered. Maar toch … het is een mens in nood die een gewisse dood tegemoet gaat. Dat wil ze niet op haar geweten hebben. Allerlei beelden trekken aan haar voorbij. Besluiteloos blijft ze staan. Ze sluit een ogenblik haar ogen. In gedachten ziet ze het gezicht van haar moeder voor zich. Dat ene moment is genoeg. Wat deze vrouw, die haar zo slecht heeft behandeld, allemaal op haar geweten mag hebben en wat ze ook met hen van plan was, misschien wacht er ergens een kind op haar terugkomst. Een onschuldig kind, dat geen weet heeft van de daden van haar moeder.
Ze rent op de vrouw af en sleep haar aan haar voeten bij het vuur vandaan. Het verbaast Belle hoe makkelijk het gaat. De spanning geeft haar nieuwe kracht. Nu komt het moeilijkste stuk. Hoe krijgt ze de vrouw de trap op naar het dek? Ze probeert haar met wat klappen in het gezicht wakker te krijgen. Het enige wat er volgt is een langgerekte kreun.


‘Dirkje,’ roept ze zo hard ze kan. ‘Dirkje, kom terug. Je moet me helpen. Alsjeblieft!’Er volgt geen antwoord.
‘Ik kom terug,’ bijt ze de hulpeloze vrouw toe. Zo snel ze kan klimt ze de trap op. Van Dirkje is geen spoor. Die is waarschijnlijk overboord gesprongen. De samenwerking was slechts van korte duur. ‘Help!’ gilt ze uit. ‘Brand!’ In paniek kijkt ze om zich heen. Wie kan haar helpen?
‘Hoe kom jij hier?’ Een woedende man stormt op haar af. ‘Ik zal jou eens …’ ‘Er is brand,’ komt het al hoestend uit haar keel, ‘help me.’
‘Wat? Waar is ze?’ ‘Ze ligt beneden,’ brengt ze met moeite uit.


De gebeurtenissen volgen zich in snel tempo op. Belle ziet hoe de man, die blijkbaar de schipper is, door het luik verdwijnt. Wat moet ze doen? Helpen of zichzelf in veiligheid brengen? En waar is Dirkje gebleven? Logisch nadenken lijkt onbegonnen werk. Het enige wat in haar opkomt is zichzelf te redden. Haar belager is veilig. De schipper zal zich over haar ontfermen. Wat nu telt, is haar eigen veiligheid. ‘Dirkje,’ roept ze nogmaals.
‘Hier,’ klinkt het gesmoord. ‘Waar zit je?’ ‘Hier, achter deze kisten.’ Belle rent naar de plek waar de stem vandaan komt. Als ze Dirkje ziet, stromen de tranen over haar gezicht. Ze wil haar omhelzen, maar dan lijkt het of ze uit een boze droom ontwaakt. ‘Waarom heb je me niet geholpen? Waarom ben je er vandoor gegaan?’ ‘Ik was bang.’ De tranen biggelen ook over Dirkjes gezicht.‘Ik ook, maar dat is geen reden …’ Plotseling keert Belle terug naar de realiteit. ‘We moeten van boord.’ ‘Hoe?’


Belle kijkt om zich heen. Het schip vaart nog steeds door, ondanks dat de stuurman benedendeks is. Langzaam koerst het richting de oever. Het is nog slechts enkele meters voordat ze de kant raken. ‘Zo gauw het schip vastloopt, springen we van boord en zetten we het op een lopen.’
‘Waar naartoe?’ ‘Maakt niet uit. Weg van hier. Het zal niet lang duren voordat de schipper die vrouw aan boord heeft gehesen en het vuur zich verder zal verspreiden. Dat is de tijd die we hebben. Ik hoop dat ik je deze keer kan vertrouwen?’ Dirkje knikt beschaamd. ‘Wacht tot we de kant raken … nog even … nu,’ schreeuwt Belle. Het schip komt met een schok tot stilstand. Beide meiden houden zich met moeite staande. De klap is harder dan verwacht.


Ze rennen naar de voorsteven en wagen de sprong naar de kant. Allebei komen ze in het lange gras terecht. Achter zich horen ze de schipper allerlei verwensingen hun kant opslingeren. Ook de vrouw roept hen iets onverstaanbaars na. Belle holt tot ze steken in haar zij krijgt. Het maakt niet uit. Ze zijn veilig. De vrouw en de schipper zijn veilig. Hoe die twee van het brandende schip af komen, moeten ze zelf weten, maar ze zijn veilig.
Ze kijkt achterom. Dirkje rent een paar meter achter haar. Ze moeten zo snel mogelijk van de dijk af en het land in. Van de vrouw hebben ze weinig te vrezen, maar wie weet komt de schipper hen achterna.


‘Hierheen,’ schreeuwt Belle, zonder te kijken of Dirkje haar volgt. Ze rent de dijk af en verdwijnt al snel tussen de struiken en het hoge gras.

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter