Joodse burgers onder druk

Verhalen over de Tweede Wereldoorlog in  Bodegraven-Reeuwijk door Cock Karssen

Maatregelen tegen de Joden

Begin 1942 werd de druk op de Joodse burgers steeds zwaarder: Zij mochten niet meer autorijden of fietsen, er kwam zelfs een compleet reisverbod. Ook werd er een avondklok in gesteld en mochten zij hun beroep niet meer uitoefenen. Iets later kreeg iedereen het bevel om een grote gele Davidsster op de kleding te naaien, terwijl er in het persoonsbewijs een J werd afgedrukt. Men wilde zo deze burgers niet alleen isoleren maar ook aanduiden als ‘een zieke plek’ in de gemeenschap. De meerderheid van de bevolking, met uitzondering van de NSB, bleef echter deze Joodse medeburgers als hun naasten beschouwen, die zij zo veel als mogelijk trachtten te helpen.

In 1942 volgden de oproepen  aan de Joden , om zich te melden voor het kamp Westerbork en voor het uiteindelijk ‘te werk stellen ‘ in Duitsland.

Joden in Bodegraven

De familie Gans woonde al ruim 30 jaar in Bodegraven toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ook van Joodse bloede was de heer Jonas, zij waren al voor 1940 uit Duitsland naar Bodegraven gevlucht, hoewel zijn vrouw ‘Rijksduits ‘ was, in de hoop hier veilig te zijn. In 1941 kwamen veel Joodse burgers uit Scheveningen naar ons dorp, omdat door razzia’s en evacuatie in die plaats het leven voor hen gevaarlijk geworden was. Een tiental gezinnen van deze evacués werd gehuisvest in een leeg pand van strohandel Breedijk aan de Noordzijde. Via de ondergrondse wisten de meeste van deze gezinnen aan onderduikadressen te komen, waarna zij met de ‘noorderzon’ vertrokken. Alleen de gezinnen Herzog en Ruschkewitz bleven. Het verzet hielp hen aan de benodigde stamkaarten en distributiebonnen.

Gebod tot dragen jodenster

Reeuwijk en de Meije

In Reeuwijk woonden geen van oorsprong Nederlandse joden in het dorp. Wel hebben er tijdens de oorlogsjaren divers joodse vluchtelingen uit Duitsland of andere delen van ons land in pensions of huurhuizen gewoond. G.A.F.Maatje heeft dit later uitgezocht, en toen bleek dat er in de periode van 1940-1945, 28 Joden onderdak in Reeuwijk, hadden gevonden.

Helaas hebben niet allen de oorlog overleefd. Een groot deel werd verraden of ontdekt en werd afgevoerd naar de vernietigingskampen. Zover bekend zijn 13 van hen in deze kampen omgekomen. Elf personen hebben de oorlog gelukkig overleefd, van een 4 tal is het niet bekend.

De Meije huisvestte in de oorlogsjaren vele onderduikers waaronder ook heel wat Joden. Zover bekend hebben zij allen de oorlog overleefd.

Goederen voor Westerbork

De familie Ruschkewitz

 Ernst en Ruth Ruschkewitz en hun zoontje Jantje waren in 1935 uit Duitsland gevlucht, waar de familie van Ernst een groot warenhuis bezat. Zij probeerden nog te emigreren, maar dat lukte niet meer. Ruschkewitz die goede contacten in den Haag bezat, en een vermogend man was, kocht daarna voor duizend gulden per persoon stempels op de persoonsbewijzen. Hij hoopte op deze manier te ontkomen aan deportatie. De dure stempels in de persoonsbewijzen hebben niet geholpen, de familie werd afgevoerd naar Westerbork, en al snel doorgestuurd naar Auschwitz. Moeder Ruth en Jantje werden daar al op 26-10- 1942 vermoord.  Ernst werd naar een werkkamp gestuurd en heeft bijna de hele oorlog overleefd, hij heeft zelfs de voettocht overleefd die de laatste overlevenden van het kamp in de eerste wintermaanden van 1945 moesten maken. Maar op 31-3-1945 is hij in Buchenwald als nog vermoord.

De familie Gans

  De buren van de Emmakade, waar het gezin al 30 jaar woonde, benadrukten in een documentaire na de oorlog dat het een keurig gezin was, waar zij graag mee om gingen. Eind april 1942 kwam het bevel waarin de 5 nog thuis wonende kinderen werd bevolen zich te melden in Westerbork. Het gezin kreeg vanuit het plaatselijke verzet de aanbieding om onder te duiken, ook hebben diverse notabelen uit het dorp hen gevraagd om zich niet te melden. Dokter Van Beek probeerde om vrijstelling te krijgen voor de jongste dochter Liesje, die haar ziekelijke moeder verzorgde. Ook koerierster Jouke Smits, onderwijzeres aan de Nijverheidsschool, heeft veel voor het gezin gedaan. De kinderen Gans wilden echter niet gescheiden worden van hun ouders, en apart onderduiken. Op 14 augustus 1942 vertrokken: Levi ( 22), Mirjam ( 23 ), Liesje ( 17 ), Froukje (26 ) en Coen (20 ) met de bus naar Gouda en vervolgens met de trein naar Westerbork.

Na het vertrek van hun kinderen op 14 augustus 1942 bleven de ouders achter, het was echter uitstel van executie, want op 19 oktober kwamen ook zij aan de beurt.

Judith Gans bij het monumentje op de Emmakade

Vader Gans werd door een Goudse politieman van de straat geplukt waarna ook zijn vrouw werd opgehaald. De buren zagen nog kans om twee thermosflessen met een warme drank mee te geven. In eerste instantie werd dit door de begeleidende politie geweigerd, maar toen men ‘loog’ dat de flessen van de familie Gans waren, werd dit toegestaan. Hoewel de ouders hoopten dat zij hun kinderen in Westerbork nog zouden zien is bijna zeker dat de kinderen al door gestuurd waren. Zowel Judith die getrouwd was met aannemer Tak, en Henriette die getrouwd was met Van der Meent krijgen ook een oproep om zich te melden, maar beide weten door onder te duiken, aan de vernietiging te ontkomen. Na de oorlog emigreert de familie Van der Meent ( zij hadden inmiddels twee dochtertjes ) naar Canada. Judith laat ter herinnering aan de wegvoering een herdenkingssteen aanbrengen aan het huis op de Emmakade.

Totaal werden 27 Joodse burgers uit onze gemeente vermoord.

Over Cock Karssen

De journaliste, fotografe en historica Cock Karssen (1942) is misschien wel het historische geweten van Bodegraven waar het gaat om de Tweede Wereldoorlog. Als dochter van een van de grote verzetshelden uit die tijd, C.G. Karssen, maakt ze op tweejarige leeftijd een indrukwekkende inval mee. Op 29 april 1945 valt de Sichterheidsdienst (SD) het pand  op de hoek van de Wilhelminastraat en de Prins Hendrikstraat binnen. Niet alleen is hier het familiebedrijf en gelijknamige boekhandel gevestigd. Boven de zaak woont ook het gezin Karssen. Haar vader, haar moeder en oom Chiel Edelman worden daarbij gearresteerd. Niet wetende dat ze met Chiel Edelman nog een andere belangrijke spil uit het Zuid-Hollandse verzet in handen hebben, wordt haar moeder al snel vrijgelaten en ontsnapt haar oom dankzij een welwillende politieman. Haar vader is dan al vervoerd naar GoudaIn afwachting van ‘de kogel’ wordt hij daar op het nippertje bevrijd uit het politiebureau door het Goudse verzet.

Later ontdekt Cock tot haar verbazing dat er zo weinig bekend is en herdacht wordt in Bodegraven en pakt ze de uitdaging op de lokale verhalen uit die tijd een gezicht te geven. In 1985 verschijnt haar boek “Bodegraven in Oorlogstijd”. Niet haar eerste titel, maar wel specifiek over een tijd waarin terreur, angst en ‘wettenloosheid’ het dorp beheerste. In de eerste alinea van haar boek schrijft ze “Het is belangrijk dat men ook in Bodegraven weet wat hier is gebeurd, voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Ik heb gedacht om dat in dit boek te vertellen”

Dat streven loopt als een rode draad door haar leven, naast alle andere geschiedenis, verhalen en indrukken die zij in de loop der jaren heeft weten vast te leggen.

Samen met Cock Karssen in gesprek over de bevrijding van haar vader C.G. Karssen door het Goudse verzet

MEER

Deel dit bericht:

Facebook
WhatsApp