Gebrek aan gas, licht, brandstof en eten, verhalen over de Tweede Wereldoorlog in Bodegraven en Reeuwijk

Door Cock Karssen

Nadat in 1940 onze dorpen door de Duitsers bezet waren volgden er al snel allerlei beperkende maatregelen. De kolen en gasvoorziening werd naarmate de oorlog duurde steeds slechter, in november 1944 waren zelfs alle voorraden uitgeput en was er ook geen elektriciteit meer. Om toch wat licht in de duisternis te krijgen, gaat men weer gebruik maken van kaarsen, olielampen en mechanische zaklampen en de hooikist om het eten te garen. Ook weten sommige knutselaars met behulp van een fiets wat elektriciteit op te wekken. De problemen met koken en verwarmen van het huis, probeert men op te vangen door in de kachel hout en afval te verstoken. Zandbakken, tuinhekjes, boeken en dergelijke vallen als eerste ten prooi, en daarna begint men alles wat op een boom lijkt tot brandhout te hakken. Hoewel het niet was toegestaan, verdwijnen zo langzamerhand ook de bomen uit de straten en langs de wegen en bij de Wierickerschans.

NSB kringhuis en landwachtembleem

De mensen zijn in die tijd ook creatief in het construeren van kleine kacheltjes met het formaat van een verfblik, waarin met houtsplinters gekookt kon worden. Diezelfde creativiteit toonde ook de heer F.C.Riechers in Bodegraven, die al in 1940 een houtgasgenerator weet te ontwerpen waarmee een auto op hout kon rijden! Omdat na de spoorwegstaking in september 1944 ook de weer van stal gehaalde stoomtrein verdwijnt, valt uiteindelijk het openbare vervoer bijna stil. Ook het gebruik van de eigen fiets was niet meer veilig, als hij niet gevorderd werd door de Duitsers, dan was het al een probleem om aan banden te komen, zodat velen zich op houten banden voortbewogen. Zo werd de hele maatschappij jaren terug geworpen in de tijd door zich weer te voet voort te bewegen, kaarsen te gebruiken en te koken met hout of turf.

Voedsel gebrek en de gaarkeuken

Naarmate de oorlog langer duurde kwam er ook gebrek aan voedsel. ’s Avonds waren de wegen vol met mensen die de boer op gingen om een beetje melk of haver bij de boerderijen te halen.

De voedselschaarste was ook in onze dorpen groot geworden, doordat de Duitsers bijna alles voor zich zelf roofden; men moest rond zien te komen met een rantsoen van 400-800 gram brood in de week! In het najaar van 1944 deed burgemeester Vonk in Bodegraven de heren Bakker van de distributiedienst, Burggraaf van het voedselcommissariaat en De Mars van de melkfabriek het verzoek om een centrale keuken op poten te zetten. De heren begonnen direct om grote voorraden groenten en aardappels aan te leggen en op te slaan in het dorp. Na enig zoeken naar een goede locatie, werd de melkfabriek aan de Noordzijde uitgekozen. Op 7 november 1944 werd er gestart met koken voor 570 mensen, dit groeide echter al snel uit tot 5100 mensen in februari 1945.De keuken verwerkte alles wat de burger niet te pakken kon krijgen: aardappels, veel groenten, vlees, soms bouillon en zelfs boter. Natuurlijk was het niet van de kwaliteit van voor de oorlog, het bleef koolsoep, puree, erwtensoep, stamppot met kroten of iets met suikerbieten er in. Maar het was voedzaam en hielp om de honger te verminderen. Toen de aangelegde voorraden op waren, stuurde men twee vrachtschepen naar het Noorden om aardappels. Het vlees dat nodig was, werd via de heer H.Vis van het slachthuis aangevoerd. Het waren enorme hoeveelheden die op één dag verwerkt werden. In de topweek van 12 februari 1945 verwerkte men per dag 1540-1968 kg aardappels. En in diezelfde week gingen er nog 360 kg witte kool 1700 kg rode kool, 2053 kg uien, 1427 kg wortelen, 320 kg suikerbieten, vele kilo’s erwten en zuurkool, plus 1280 kilo vlees door de

handen van de schoonmakers en koks. De distributie in het dorp vond plaats met melkbussen, die door grote groepen dames en heren en jongens en meisjes bemand werden, waar de bevolking op vaste uitdeel punten, dan zijn portie kon ophalen.

Hoewel het in de meeste plaatsen in de omgeving een halve liter per persoon was, werd het in Bodegraven al snel zeven tiende liter, wat toen een belangrijke vermeerdering betekende, voor kinderen werd er vaak nog weer extra pap met suiker gekookt. Toen de voedsel situatie nog ernstiger werd in het voorjaar, vormden de Bodegraafse kerken een Interkerkelijk Bureau, dat probeerde om nog aan extra voedsel te komen; via het clandestien slachten van vee kon men nog wat bijdragen aan de ergste nood.

Vrachtwagen-met-houtgenerator-Jan-Griffioen

Reeuwijk’s kindertransport

Hoewel er in Reeuwijk geen grote hongersnood was, kwamen vooral de kinderen voedsel te kort. Het plaatselijke verzet heeft in maart 1945 daarom een groep van 45 kinderen naar het Noorden van ons land gestuurd. Het transport werd georganiseerd door D.Vergeer, Dr. Batelaan, Dominee Warmenhoven en Pastoor Schneiders. De kinderen vertrokken per schip naar Drenthe. Het transport werd begeleid door genoemde dominee, zuster Schneider en de jonge dames Jannie van Dam en Janny Kooy. Via de kerken werden de kinderen in Drenthe ondergebracht en met goed eten weer opgepept. De groep bleef tot half juni in Drenthe, waarna zij met een vrachtauto weer naar huis kwamen.

Over Cock Karssen

De journaliste, fotografe en historica Cock Karssen (1942) is misschien wel het historische geweten van Bodegraven waar het gaat om de Tweede Wereldoorlog. Als dochter van een van de grote verzetshelden uit die tijd, C.G. Karssen, maakt ze op tweejarige leeftijd een indrukwekkende inval mee. Op 29 april 1945 valt de Sichterheidsdienst (SD) het pand  op de hoek van de Wilhelminastraat en de Prins Hendrikstraat binnen. Niet alleen is hier het familiebedrijf en gelijknamige boekhandel gevestigd. Boven de zaak woont ook het gezin Karssen. Haar vader, haar moeder en oom Chiel Edelman worden daarbij gearresteerd. Niet wetende dat ze met Chiel Edelman nog een andere belangrijke spil uit het Zuid-Hollandse verzet in handen hebben, wordt haar moeder al snel vrijgelaten en ontsnapt haar oom dankzij een welwillende politieman. Haar vader is dan al vervoerd naar Gouda. In afwachting van ‘de kogel’ wordt hij daar op het nippertje bevrijd uit het politiebureau door het Goudse verzet.

Later ontdekt Cock tot haar verbazing dat er zo weinig bekend is en herdacht wordt in Bodegraven en pakt ze de uitdaging op de lokale verhalen uit die tijd een gezicht te geven. In 1985 verschijnt haar boek “Bodegraven in Oorlogstijd”. Niet haar eerste titel, maar wel specifiek over een tijd waarin terreur, angst en ‘wettenloosheid’ het dorp beheerste. In de eerste alinea van haar boek schrijft ze “Het is belangrijk dat men ook in Bodegraven weet wat hier is gebeurd, voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Ik heb gedacht om dat in dit boek te vertellen”

Dat streven loopt als een rode draad door haar leven, naast alle andere geschiedenis, verhalen en indrukken die zij in de loop der jaren heeft weten vast te leggen.

Samen met Cock Karssen in gesprek over de bevrijding van haar vader C.G. Karssen door het Goudse verzet

MEER

Deel dit bericht:

Facebook
WhatsApp