Belle van Bodegraven: Iemand probeert de kippen te stelen

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Deel 36

Belle klimt behoedzaam de ladder op naar de hooizolder. Het licht van de stormlantaarn danst door de schuur en met elke beweging van Belles hand komt een indrukwekkend schouwspel op de houten wanden tot leven. Hoewel ze normaal niet snel bang is en zeker niet op haar mondje gevallen, vindt ze het idee om haar slaapplaats aan Dinie af te staan nu ineens toch minder aantrekkelijk dan toen ze het overdag voorstelde. Wellicht heeft dat iets te maken met alle mysterieuze gebeurtenissen van de afgelopen dagen of met de verhalen die Dinie deze avond rond het haardvuur heeft verteld. Belle heeft ademloos geluisterd naar het relaas van de oude vrouw. Ze kon de volksverhalen zo voor zich zien, zo levendig en boeiend vertelde Dinie. Op dit moment waren de verhalen wellicht iets te levendig wat Belle betreft.

Leendert had nog voorgesteld dat hij de plek op de hooizolder kon innemen, maar Belle wilde zich niet laten kennen. In huis was ze nog zo zelfverzekerd en zei ze vol overtuiging dat ze voor niets en niemand bang was, maar ze had nu toch liever in haar eigen bed gelegen.

Ze maakt een plek in het hooi en trek voor alle zekerheid de ladder naar boven. Zo kan niemand ongemerkt bij haar komen.

Het is koud in de schuur. De tocht komt door de vele kieren, maar gelukkig heeft ze een deken mee om zich warm te houden. Ze blaast de kaars van de stormlantaarn uit, rolt zich in het hooi en trekt de deken ver over zich heen.

De geluiden van de nacht klinken anders dan in haar kamer. In de verte hoort ze een hond blaffen. Een uil in een van de bomen rond de boerderij lijkt de viervoeter te antwoorden. Het hout van de schuur kraakt, hier en daar ritselt er iets in het hooi en ze hoort vlugge trippelende pootjes op het dak. Al luisterend valt ze in slaap.

Plotseling schrikt ze met een schok wakker en weet ze even niet waar ze is. Het bleke maanlicht komt door de kieren en is net voldoende haar te doen beseffen dat ze niet in haar eigen bed ligt. Ze zit rechtop en kijkt om zich heen. Waarvan is ze geschrokken? Was het iets dat ze droomde? Ze probeert het zich te herinneren. Ineens weet ze het, ze hoorde de kippen. Ze kakelden onrustig.

Ze blijft doodstil zitten en luistert. Daar hoort ze het weer. Gefladder van vleugels en een gesmoord gekakel. Geen normale geluiden voor de hennen en zeker niet midden in de nacht. Zou het iets met die dode hanen te maken hebben?

Wat zal ze doen? Haar gezonde verstand zegt haar veilig op de hooizolder te blijven, maar de nieuwsgierigheid wint het. Zo geruisloos mogelijk laat ze de ladder neer. Het windlicht aansteken durft ze niet. Op de tast, en geholpen door het maanlicht, baant ze zich een weg door de schuur. Voorzichtig opent ze de deur en sluipt ze op haar tenen richting het kippenhok. De nachtelijke kou doet haar huiveren, de kilte van de ondergrond trekt via haar voeten door naar haar benen.

Voetje voor voetje nadert ze het kippenhok. Het hek staat open en er ligt een jute zak voor die hevig heen en weer beweegt. Een klagelijk gekakel klinkt.

Belle blijft aan de grond genageld staan. Iemand probeert hun kippen te stelen!

Plotseling verschijnt er een man in de opening van het kippenhok. Hij is in het donker gekleed, heeft een zakdoek voor zijn gezicht gebonden en een volgende zak met kippen in zijn hand. Zo gauw hij haar ziet zet hij de zak neer en komt hij dreigend op haar af. ‘Wat mot dat daar?’ sist hij.

Belle wil wegrennen, maar bedenkt zich in een fractie van een seconde. Ze laat niet zomaar hun kippen stelen … ‘Ga weg, of ik ga heel hard gillen,’ bijt ze de man toe.

‘Wat wil jij nou tegen mij beginnen, kleintje?’

Belle doet een stap achteruit en neemt een hap adem om de hele buurt wakker te schreeuwen als een hand op haar mond haar dat belet. Een andere hand pakt haar arm beet en draait deze op haar rug. Een felle, stekende pijn trekt door haar arm en schouder.

‘Zie je wel dat ik iets hoorde,’ klinkt een donkere mannenstem achter haar. ‘Houd je kalm, of ik draai je arm hoger.’ Om te laten zien dat het hem menens is, versterkt hij zijn grip.

Belle gilt het bijna uit van de pijn, maar houdt zich in. Ze beseft dat ze tegen deze twee niets begint.

‘Wat doen we met haar?’ Het is de man bij het kippenhok die inmiddels de twee jute zakken heeft opgepakt.

‘Meenemen,’ antwoordt zijn kompaan. ‘Ik weet wel een plek waar we flink wat guldens voor haar kunnen vangen. Loop je zo mee? Of moet het op de handhandige manier?’

‘Waarom zo’n risico nemen? Gebruik je mes. Voor de tijd dat ze haar vinden, zijn wij al ver genoeg uit de buurt.’

‘Nee, ze gaat mee. Als ze onderweg lastig wordt, kan ik altijd nog mijn mes gebruiken. Ik laat die extra inkomsten niet zomaar lopen.’

Belle houdt zich zo stil mogelijk en beeft als een rietje tijdens het gesprek tussen de twee kerels. Ze beseft dat ze zich gedeisd moet houden, wil ze het er levend vanaf brengen. Dat er over haar gesproken wordt alsof ze koopwaar is, maakt haar woedend, maar met die woede kan ze voorlopig niks beginnen. Het is die twee onbehouwen kippenrovers ernst. Allerlei gedachten schieten door haar hoofd. Zijn ze werkelijk van plan uit te voeren wat ze zojuist besproken hebben of zeggen ze dit alleen om haar bang te maken? Zijn dit ordinaire veedieven, of kijken ze niet op een mensenleven meer of minder? Waar brengen ze haar naartoe? Zal ze de boerderij ooit nog terugzien?

Ze wil zeggen dat ze meewerkt, maar daar krijgt ze de kans niet voor. De hand voor haar mond belet haar om te spreken en de pijn in haar schouder wordt intussen zo hevig dat ze nauwelijks rechtop kan blijven staan.

Plotseling verslapt de greep van de man achter haar. Was het dan toch allemaal grootspraak van het tweetal? Laten ze haar gaan? Eer ze zich om kan draaien voelt ze een stekende pijn in haar nek. Ze hoort een doffe klap en voordat ze doorheeft dat dit het geluid van haar eigen lichaam was dat de grond raakte, wordt alles zwart voor haar ogen.

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter