Belle van Bodegraven en de legende van de Paardenburgh

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Deel 33

‘Wat is er aan de hand? Je maakt me bang, Belle.’ Moeder draait zich voorzichtig om en kijkt naar de plek die haar dochter aanwijst. ‘Ik zie helemaal niets.’ Belle ziet spierwit. Haar handen trillen. ‘Nu … nu is het … weg,’ hakkelt ze. ‘Wat zag je dan? Die buurvrouw ook met haar verhalen.’ ‘Nee, het was geen verschijning zoals de buurvrouw vertelde,’ antwoordt Belle die weer een beetje tot zichzelf komt.

‘Wat was het dan?’

‘Ik weet niet. Het ging zo snel. Het leek of er een groot ledikant op het land stond met een vrouw en twee zwarte paarden aan weerszijde. Voordat ik het goed kon zien, waren het bed en de paarden verdwenen.’ ‘Weet je het zeker?’Belle knikt. ‘Nou ja, zeker … Ik weet eigenlijk niet wat ik zag. Wat zou het betekenen?’ ‘Het zal toch niet … Nee, dat lijkt me sterk,’ peinst moeder. ‘Waar denkt u aan?’ ‘Aan de legende van de Paardenburgh. Die hofstede net buiten het dorp langs de weg naar Zwammerdam.’

‘Wat is daar mee?’

‘Het is een volksverhaal dat ik van mijn moeder heb gehoord. Tante Dinie kan je er meer over vertellen. Maar in die boerderij woonde ooit een gezin waarvan de boerin ziek was. Ze was aan het begin van de herfst in de bedstee gaan liggen. Haar slaapkamer was aan de voorkant van het huis en als ze in een stoel voor het venster ging zitten, keek ze uit over het water en de lindebomen voor de hoeve. Toen ze niet meer de kracht had om van de bedstee naar de stoel te gaan, kon ze alleen nog vanaf haar rustplaats door de vierkante ruitjes naar buiten kijken. De regen kletterde tegen de ramen gevolgd door sneeuw. Door de vrieskou bevroren de ramen, zodat ze uiteindelijk helemaal niets meer zag. Ze wachtte op de lente en de zomer, maar wist dat ze het nieuwe groen niet meer mee zou maken. Volgens haar man liep het allemaal niet zo’n vaart en zou zijn vrouw wel opknappen zo gauw de linden op het erf in het voorjaar zouden uitlopen. De vrouw werd steeds zwakker en al die tijd had de boer geweigerd de dokter te laten komen, tot het te laat was. Toen de dokter eindelijk erbij geroepen werd, kon hij niets meer voor haar doen. Hij verweet de boer dat hij er niet eerder bijgehaald was en deelde hem mede dat zijn vrouw binnen enkele dagen zou sterven. De boer was woest en zei dat de paarden uit de stal nog eerder de trap zouden opkomen dan de dood om zijn vrouw te halen. En wat de boer had voorspeld, gebeurde ook. Midden in de nacht waren er paardenhoeven te horen op de trap, gevolgd door een klagelijk gehinnik. Niemand durfde te gaan kijken, behalve de boer. Toen hij bij de slaapkamerdeur van zijn vrouw aankwam, stond deze open. Zijn vrouw was overleden.’ Moeder is een ogenblik stil.

Belle heeft met open mond staan luisteren. ‘En hoe is het met de boer afgelopen,’ vraagt ze, als moeder blijft zwijgen.

‘Niet goed, denk ik. Dat zal je aan tante Dinie moeten vragen.’

‘Ik kende dat verhaal helemaal niet.’

‘Er zijn wel meer van dat soort volksverhalen. Meestal bevatten ze wel een kern van waarheid, maar in de loop der tijd is er van alles bij verzonnen. Zeg maar niet tegen vader dat ik je dit verteld heb, want hij houdt er niet zo van. Volgens hem is het allemaal bijgeloof en wijvenpraat.’ ‘Waar komen die verhalen dan vandaan?’ ‘Soms zijn ze al honderden jaren oud. Vroeger, werden ze door minstrelen verteld rond het haardvuur. Ook marskramers namen verhalen uit allerlei windstreken mee, maar die tijd ligt achter ons. Het was vaak het enige verzetje wat de mensen hadden, vrijwel niemand kon lezen of schrijven en spannende verhalen gingen erin als zoete koek. Tegenwoordig is dat anders. Wij leven tenslotte al bijna aan het eind van de 18e eeuw.’

Belle slaakt een zucht. ‘Ik had best vroeger willen leven. De tijd van kastelen en ridders.’

‘Ja, ja, je bent een mooie. Het was hard werken toen. Wij klagen wel eens, maar de mensen hadden het toen een stuk zwaarder. Ik wil niet zeggen dat nu alles zo goed geregeld is, maar we hebben de boerderij en moderne werktuigen. We kunnen met een gerust hart met onze paard en wagen naar het dorp zonder bang te hoeven zijn dat bij terugkomst je huis is ingenomen door een of andere roofridder. Vroeger was alles beter, volgens de mensen. Dat is altijd zo geweest en zal zo blijven. Ik denk dat de mensen over een paar honderd jaar dat ook zullen zeggen over onze tijd.’

‘Hoe zal de wereld er dan uitzien?’

Moeder denkt even na. ‘Niet veel anders dan nu. Er zijn wellicht meer mensen, de steden zijn groter, maar voor de rest denk ik niet dat er veel zal veranderen.’ ‘Zal onze boerderij er nog zijn?’ ‘Waarom niet? De mensen moeten net als nu eten. En hoe meer mensen er zijn, hoe meer boerderijen er nodig zijn om iedereen te kunnen voeden. De mensen in de grote stad zullen maar wat blij zijn met de vele boeren die dag en nacht werken om hen van voedsel te voorzien. Denk je ook niet?’

‘Ja, dat denk ik wel,’ lacht Belle. ‘En ik denk dat er tegen die tijd helemaal geen arme mensen meer zijn. Als er genoeg voedsel is voor iedereen, hoeft niemand honger te hebben. Iedereen heeft dan een huis en een paard en wagen. De mensen zijn dan zo aardig voor elkaar dat ze alles delen. Wie iets over heeft, geeft dat aan wie te weinig heeft.’

‘Ik help het je hopen,’ zegt moeder ineens ernstig. ‘Er zullen altijd rijken en armen zijn.’

‘Stel je eens voor dat iemand over een paar honderd jaar een verhaal schrijft over hoe wij hier leven, net zoals de volksverhalen van vroeger. Dan zullen de mensen die dat lezen wel beseffen hoe goed ze het zelf hebben. Denkt u ook niet, moeder?’

‘Wij hebben het toch ook goed?’

‘Ja, moeder. Dat weet ik, maar het kan altijd beter.’

‘Weet je, Belle. Dat is nu precies het probleem. Mensen denken altijd dat het nog beter kan en willen meer en meer, maar vergeten hoe rijk ze eigenlijk al zijn.’

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter