Belle van Bodegraven: Deel 30

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Belle slaat haar ogen neer. Het liefst wil ze zachtjes wegsluipen, zich zo snel mogelijk uit de voeten maken en naar haar bed gaan. Wegkruipen onder haar warme deken en de wereld laten voor wat het is. Die kans is echter verkeken. Vader staat met rood aangelopen gezicht en zijn armen over elkaar geslagen voor hen. Hij wil een verklaring en elke smoes die ze trachten te verzinnen, maakt het alleen maar erger.

Moeder kijkt haar man met angstige ogen aan. Het spel is uit. Ze probeert een plausibele reden te verzinnen voor het nachtelijke avontuur, maar haar gedachten schieten alle kanten op. Ze probeert te kalmeren, maar bij elke poging lijkt haar gedachtewereld complexer te worden. Haar gezicht wordt steeds grauwer en het angstzweet breekt haar uit.

‘Nou, komt er nog wat van?’ dringt vader aan. Zijn stem klinkt nog bozer dan zojuist. Hij balt zijn vuisten en stampt onrustig met zijn voeten op de vloer om zijn woorden kracht bij te zetten.

‘Het … het zit …’ probeert Belle. Meer geluid krijgt ze niet uit haar keel. Het lijkt of een ijzeren vuist haar luchtpijp dichtknijpt. Ze voelt zich duizelig worden en doet een stap naar achter zodat ze tegen de muur kan leunen. Haar handen betasten de koude stenen en het kost haar moeite overeind te blijven.

‘Dan is het me wel duidelijk,’ bast vader, als het tweetal verder niets zegt. ‘Ik kan maar één reden bedenken waarom vrouwen ’s nachts stiekem de hort op gaan. Wat valt me dat van jullie tegen.’

Moeders ogen schieten ineens vuur. Het lijkt of ze plotseling uit een bevroren toestand ontwaakt. ‘Je denkt toch niet dat …’ schreeuwt ze uit, als door een wesp gestoken.

‘Wat moet ik dan denken?’

‘Je mag alles van ons denken, maar niet dat. Ik zou nooit met een andere man … En Belle, je eigen dochter nog wel … Als je eens wist waar we …’

‘Ja, als ik eens wist waar jullie? Waar was dat dan? Vertel op. En waarom ’s nachts?’

Moeder balt haar vuisten. ‘Argh, ik kan het je niet vertellen, snap dat dan toch. Maar neem van ons aan dat onze eerbaarheid niet geschonden is.’

‘Wat is hier allemaal aan de hand?’ vraagt Leendert, die op het kabaal in de keuken is afgekomen. Hij heeft een lang stuk hout in zijn hand waarmee hij vervaarlijk heen en weer slaat. ‘Ik dacht dat er inbrekers waren.’

‘Ga terug naar bed jij,’ commandeert vader. ‘Ik neem hier geen genoegen mee,’ gaat hij verder zo gauw Leendert vertrokken is. ‘Al dat geheimzinnige gedoe. Eerst die kerels van het fort die hier rondhangen. Dan mijn ondankbare dochter die wegloopt terwijl ik een goede betrekking voor haar geregeld heb.’

‘Begin je daar nou weer …’

‘Val me niet in de reden, vrouw. Ik ben nog niet klaar. Ik ben niet doof en blind, mocht je dat soms denken. Al die zogenaamde bezoekjes van je aan de buren en weet ik veel wie nog meer. Volgens mij allemaal smoesjes. Jullie zijn ergens mee bezig en als het geen oneerbare zaken zijn, zoals jullie beweren, vraag ik me af wat jullie in de duisternis buiten uitspoken.’

‘We moesten wel, vader,’ komt Belle plotseling huilend tussenbeide. ‘We moesten wel, anders had de schout ons allemaal opgepakt.’

‘Stil, Belle,’ sist moeder.

Vader snoert zijn vrouw met een enkel handgebaar direct haar mond. ‘Vertel verder, Belle. Waarom zou de schout ons oppakken? Heeft het iets met die mannen van het fort te maken? En ik wil de waarheid horen! Jullie leugens hebben al genoeg schade aangericht.’

Moeder kijkt verschrikt en schudt “nee” naar haar dochter. Ze probeert met haar ogen Belle te waarschuwen, maar die lijkt zich niets van haar aan te trekken.

Belle steekt van wal. Eerst komen de woorden langzaam en hakkelend uit haar mond. Hoe meer ze vertelt, hoe makkelijker het gaat. Ze ratelt aan één stuk door en vertelt alles. Ondanks haar bijna

ongecontroleerde spraakwaterval probeert ze zoveel mogelijk het goede doel van hun acties te benadrukken. De smokkelbende was niet opgezet om er zelf beter van te worden, maar om onschuldige mensen uit het zuiden van het land te helpen.

Vader kijkt van zijn dochter naar zijn vrouw en probeert te begrijpen wat Belle allemaal zegt. Het duizelt hem. Hij dacht het ergste en was op van alles voorbereid. In gedachten zag hij zijn vrouw en Belle tot de meest vreselijke dingen in staat, maar dit had hij nooit achter hen gezocht. ‘Laten we naar de woonkamer gaan. Ik moet even zitten,’ zegt hij ten slotte.

‘Waarom heb je me nooit iets verteld, vrouw?’ Vaders stem klinkt een stuk minder boos dan daarstraks.

‘Hoe minder mensen ervan afwisten, hoe beter. Het was in eerste instantie nooit mijn bedoeling om Belle erbij te betrekken. Ze heeft het bij toeval ontdekt en met haar ondoordachtzaamheid heeft ze ons allemaal in gevaar gebracht. Onze nachtelijke actie was nodig om het naderende onheil af te wenden.’

‘En toch had ik liever dat je mij er van het begin bij betrokken had, dan was al die geheimzinnigheid niet nodig geweest.’

‘Om het mij uit mijn hoofd te praten zeker,’ reageert moeder fel.

‘Nee, om je te helpen. Dacht je soms dat het lot van onschuldig veroordeelden mij niets kon schelen? We hadden verstopplaatsen kunnen maken in de schuur. Een dubbele bodem in de kar om ongezien goederen te vervoeren.’

Belle kijkt haar vader met grote ogen aan. Dat had ze nooit achter hem gezocht. Ze dacht altijd dat haar vader niets te maken wilde hebben met zaken die ook maar een klein beetje tegen de wet ingaan.

‘We zorgen eerst dat die twee soldaten Bas van Vrouwmade zodanig onder druk zetten dat we daar geen last van hebben,’ gaat vader verder, ‘en daarna pakken we het smokkelen van die goederen samen op. Voortaan wil ik overal bij betrokken worden wat zich in en om dit huis afspeelt. Geen geheimzinnig gedoe meer onderling.’

Moeder knikt met betraande ogen. Ze kan geen woord uitbrengen en legt haar hand op die van haar man.

Belle kijkt haar ouders aan en glimt van trots, terwijl er ondertussen in haar hoofd allerlei nieuwe, wilde plannen ontstaan.

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter