Belle van Bodegraven, deel 28

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Midden in de nacht sluipen Belle en haar moeder over de verlaten velden richting de polder van Vrouwmade. Moeder draagt een lantaarn met zich mee. Het zwakke schijnsel geeft net voldoende licht om ervoor te zorgen dat het tweetal niet struikelt. De voorbereidingen van de nachtelijke expeditie hebben de nodige voeten in aarde gehad. Het was onmogelijk voor moeder en Belle om de hele nacht van huis te zijn zonder dat vader en de jongens argwaan zouden krijgen. Daarom bedacht moeder een smoes. Het kwam haar goed uit dat Elske nog niet bevallen was want zij vormt, zonder dat ze het zelf weet, onderdeel van moeders plannetje.

Aan het eind van de middag heeft moeder Belle met wat kleding naar Elske gestuurd, zogenaamd om te zien of zij er iets aan heeft. Die kleding had moeder allang aan Elske beloofd, maar dat wisten vader en de jongens niet. Toen Belle terugkeerde, vertelde ze dat de bevalling nu elk moment kon beginnen en dat Elske had gevraagd of moeder en zij ’s avonds konden langskomen om eventueel te assisteren of de kinderen op te vangen. Aangezien het de normaalste zaak van de wereld is dat buren elkaar helpen waar nodig, had vader geen enkele argwaan toen moeder en Belle halverwege de avond naar Elske vertrokken. Het is maar goed dat hij niet wist wat voor gevaarlijks het tweetal ging ondernemen, anders had hij hen nooit laten gaan.

‘We zijn bijna bij de verzamelplek,’ zegt moeder, als ze de smalle plank over de zoveelste sloot zijn overgestoken.

Het is maar goed dat Belle de weg op haar duimpje kent in de velden want de oversteekplekken zijn in het donker lastig te vinden. ‘Vonden Joseph en Gerrit het geen probleem om ’s nachts op pad te gaan?’ ‘Nee,’ lacht moeder, ‘die houden wel van wat avontuur. Toen ik vertelde wat we van plan zijn, stemden ze direct toe. Ze moesten alleen wat regelen met de wacht op het fort om ongezien weg te komen, maar die knijpen een oogje dicht als je ze wat toestopt.’ ‘Ik denk dat ik ze daar in de verte zie.’ Belle trekt haar moeder aan haar arm en wijst in de richting van twee bewegende lichtjes. ‘Ik neem niet aan dat er ander volk op dit tijdstip door de weilanden doolt, of het moeten stropers zijn.’

‘Nou, dat hoop ik niet. We wachten hier even om te zien of ze naar de afgesproken plaats gaan. Dan weten we het zeker.’

Moeder zet haar eigen lantaarn op de grond om ontdekking te voorkomen en samen wachten ze geduldig af. Als ze zien dat de twee lichtbronnen de juiste richting opgaan, komen ze zelf ook in beweging. Na een paar minuten is het viertal compleet. Joseph heeft een lange stok bij zich om te dreggen. Gerrit een touw met een haak eraan. Gezamenlijk leggen ze het laatste stuk af naar de kade.

‘Weet je waar we moeten zijn?’ vraagt Joseph.

‘Ongeveer,’ antwoordt moeder. ‘We hebben de plek niet met eigen ogen gezien, maar weten het alleen uit aanwijzingen.’ ‘Laten we dan direct beginnen. Het zal een hele klus worden. Het water is niet breed, maar wel diep. Gelukkig staat er niet veel stroming, anders was het onbegonnen werk.’

‘Kunnen wij iets doen?’

‘Laat het dreggen maar aan ons over. Ik wil niet dat jullie per ongeluk in het water vallen en daarbij … het is geen leuk karweitje gezien waar we naar op zoek zijn.’‘Maar we willen iets kunnen doen,’ dringt Belle aan. ‘Ik wil niet alleen toekijken.’ ‘Geen denken aan,’ zegt Joseph nors. ‘Misschien kunnen ze op zoek naar sleepsporen?’

Joseph kijkt zijn collega geërgerd aan. ‘Sleepsporen? In het donker? Die zijn waarschijnlijk allang verdwenen.’ ‘Ja, moeder,’ zegt Belle enthousiast. ‘Laten wij de kant afzoeken naar sleepsporen. Een laken met een lichaam is zwaar. Dat moet sporen achterlaten.’ ‘We staan daarvoor wel aan de verkeerde kant van het water. Het huis van Bas staat verderop aan de overkant. Meest logisch dat hij vanaf die plek zijn lading te water heeft gelaten.’

‘Misschien geeft onze lantaarn net voldoen licht om …’

‘Dat kan je echt vanaf hier niet zien,’ reageert Joseph geïrriteerd. ‘Maar als jullie je tijd willen verdoen, mij best. Zolang jullie ons niet voor de voeten lopen.’ ‘Nou, nou. We laten de heren wel met rust. Kom mee, Belle. Dan beginnen wij een stukje verderop. Pas wel op waar je loopt, want de kanten zijn steil.’

Belle en moeder doen hun best om iets te vinden, maar Joseph had gelijk. Het licht van de lantaarn komt niet ver genoeg om de oever aan de overkant goed te kunnen zien. Het gras en het riet zijn slechts gedeeltelijk zichtbaar, laat staan dat je kan zien of iemand er met iets zwaars overheen heeft gesleept. Daarom geven ze het al snel op en bekijken vanaf een afstandje de werkzaamheden van beide soldaten. Joseph en Gerrit gaan georganiseerd te werk. Met zijn dregstok zoekt Joseph de bodem af. Wanneer de stok op iets zwaars stoot, gooit Gerrit de lijn met de haak uit maar tot nu toe hebben ze geen succes. Meestal komt de haak leeg terug, soms voorzien van waterplanten.

‘Nog dit stuk, dan houden we het voor gezien,’ zegt Gerrit nadat ze voor hun gevoel al enkele uren bezig zijn.

Moeder knikt gelaten.

Belle loopt ongeduldig heen en weer. Het plan leek zo mooi, maar dan moeten ze wel iets vinden anders zijn ze de hele nacht voor niets in de weer geweest. Een tweede zoektocht zit er niet in. Kleine kans dat moeder die twee soldaten nog een keer zo gek krijgt om mee te werken, en vader en de jongens mogen ook niet achterdochtig worden. ‘Wacht eens. Hier voel ik iets op de bodem. Iets groots,’ roept Joseph plotseling. ‘Kom eens met je haak. En kunnen jullie bijschijnen.’Gerrit gooit zijn touw uit op plek waar Joseph de dregstok houdt. De haak zit meteen vast. Met vereende krachten trekken beide heren. Langzaam komt er beweging in en verschijnt een deel van een met modder besmeurd laken boven.

Als het pakket ver genoeg op de kant is geschoven, trekken de krijgsmannen het met de hand verder het gras op. Het is een laken dat met touwen is dichtgebonden, en hangt vol met waterplanten en andere rommel. Welke inhoud het verbergt laat niets aan de verbeelding over. Het heeft duidelijk de vorm van een lichaam.

‘Draaien jullie je om. Dit is niets voor dames,’ commandeert Gerrit.

Belle doet direct wat er van haar gevraagd wordt. Nu ze het laken zo ziet, voelt ze zich misselijk worden. Ze hoort hoe Gerrit met het mes de touwen verwijderd en het laken openvouwt. Nu zal het niet lang meer duren voor ze duidelijkheid hebben.

‘Wat zullen we nou krijgen,’ roept Joseph ineens vol verbazing uit.

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter