Belle van Bodegraven, deel 22

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

‘Goed geslapen?’ vraagt Dinie als het eerste licht door de ramen komt. Belle opent slaperig haar ogen. Het grootste deel van de nacht heeft ze wakkergelegen. Deels door de spanning, maar voornamelijk door de harde, weinig comfortabele vloer. Al piekerend is ze uiteindelijk ingedut, maar voor haar gevoel heeft ze nog geen uur in dromenland vertoefd. Gisteravond hebben de drie dames nog tot laat met elkaar gesproken. Er is zelfs veel gelachen. De gesprekken gingen voornamelijk over mannen, en de voornaamste conclusie was dat de meesten koppig en kortzichtig zijn.

Belle ligt ingeklemd tussen haar moeder en twee tafelpoten. Haar rug voelt als een plank. Na één nacht verlangt ze al terug naar haar bed. Maar ze heeft niets te klagen. In de steden zijn mensen die op straat leven en die elke nacht doorbrengen op de harde, koude ondergrond. Als ze al een droge plek kunnen vinden om te slapen. Dinie is drukdoende ontbijt te maken. Veel is het niet. Het weinige voedsel dat ze heeft moeten ze delen met z’n drieën. Ook moeder komt overeind. Haar gezicht ziet er beter uit dan gisteren, hoewel de plek waar vader haar geslagen heeft nog duidelijk zichtbaar is. ‘Goedemorgen, Dinie. Goedemorgen, Belle.’Ze eten van het brood. Er zit weinig smaak aan, maar Belle is allang blij dat ze geen pap krijgt. ‘Ik ga na het ontbijt terug naar huis,’ zegt moeder plotseling. Belle kijkt haar verbaasd aan. ‘Maar ons plan dan om vader en de jongens …’

‘Dat was een idee ingegeven door de emotie op dat moment, maar weinig uitvoerbaar. Hoe zie je het voor je? We kunnen moeilijk hier een paar dagen blijven. Begrijp me niet verkeerd, Dinie. Ik waardeer je gastvrijheid, maar het is hier te klein voor ons allemaal.’‘Jullie mogen blijven zolang je wilt, maar ik begrijp het ook als jullie naar huis willen. Ik heb helaas maar één bed en ik hoop dat jullie vannacht een beetje hebben kunnen slapen. Om eerlijk te zijn had ik wel medelijden met jullie, op die koude, harde vloer.’‘En ik?’ Belle kijkt haar moeder toch wel een beetje angstig aan. ‘Is het voor mij veilig om terug te gaan? Stel dat vader toch weer contact met die man opneemt en ik alsnog met hem mee moet.’‘Dat gaat niet gebeuren, daar zorg ik voor.’

Na het ontbijt en nadat ze Dinie uitvoerig hebben bedankt voor het onderdak, keren Belle en haar moeder huiswaarts. Deze keer geen snelle vlucht door de weilanden, maar gewoon via de weg. ‘Dinie vroeg zich gisteren af of er meer speelde omdat ik niet met die notaris mee wilde. Maar ik heb niets gezegd over het fort, het smokkelen en de vluchtelingen.’ ‘Ja, Dinie houd je niet zomaar voor de gek,’ lacht moeder. ‘De dingen die jij noemt zijn ook een reden waarom ik naar huis wil. Als er iets is moeten Joseph en Gerrit me kunnen bereiken. Over twee dagen wordt er een nieuwe lading smokkelwaar geleverd. Eigenlijk veel te snel na de vorige levering, maar er zit spul bij wat we voor een goede prijs kunnen doorverkopen. Het geld hebben we hard nodig om de overtocht van de vluchtelingen te kunnen betalen.’

‘Is het erg dat het te snel is na de vorige levering als het geld hard nodig is?’ ‘Omdat te veel activiteit op het fort de aandacht trekt. Het is al een wonder dat het zolang goed gaat, maar we mogen niet overmoedig worden.’ Belle blijft plotseling staan. ‘Als we er eens voor zorgen dat er wel meer smokkelwaar geleverd kan worden, maar op een manier zodat ze op het fort er niets van merken.’ ‘Hoe wil je dat doen? Alle spullen moeten naar de ondergrondse kelder worden gebracht.’ ‘Dan moeten we ervoor zorgen dat er meer opslagplekken komen. Dan valt het minder op.’

Moeder knikt langzaam haar hoofd. ‘Daar heb je op zich gelijk in, maar hoe meer plekken, hoe groter de kans op ontdekking. En daarbij, waar vinden we die plekken?’ ‘Die vinden we niet. Die gaan we zelf maken.’ ‘Iets zegt mij dat je een plan hebt, Belle. En iets zegt me ook dat ik niet zeker weet of ik dit plan wel wil horen.’ ‘Het is heel simpel. We hebben meer plek nodig voor de smokkelwaar. Het moet ergens zijn waar het niet opvalt als er mensen in- en uitlopen, waar niet zomaar iedereen kan komen en die dicht genoeg in onze buurt is zodat we een oogje in het zeil kunnen houden. Toch?’

‘Dat klopt,’ antwoordt moeder argwanend. ‘Onze schuur zou ideaal zijn.’ ‘Onze schuur? Ben je nou helemaal gek geworden? Dat hebben vader en de jongens toch zo door?’ ‘Niet als we het doen zoals ik in gedachten heb,’ zegt Belle op geheimzinnige toon. ‘Nou, ik ben heel benieuwd hoe je smokkelwaar in onze schuur wilt verbergen zonder dat de rest van het gezin iets doorheeft.’ ‘In een ondergrondse kelder, net zoals in het fort.’ ‘En hoe komen we aan een ondergrondse kelder? Wil je die ’s nachts eigenhandig gaan graven?’ ‘Nee, niet eigenhandig en ook niet ’s nachts. We laten de mannen van het fort het werk doen.’

‘Dat moet je me eens uitleggen.’

‘Het is heel simpel,’ begint Belle. ‘De soldaten oefenen regelmatig in het aanleggen van loopgraven. Meestal doen ze dat in verlaten gebied, maar het is een goede oefening als ze dat eens rond een boerderij doen. Bijvoorbeeld die van ons. Als ze dan toch aan het graven zijn, valt het niet op als ze die ondergrondse kelder maken.’ ‘Dat klinkt mooi, maar ik voorzie toch wel een paar problemen. Hoe krijgen we die soldaten zover bijvoorbeeld dat ze bij ons rond de boerderij loopgraven gaan maken en al helemaal hoe ze die kelder graven om maar eens wat te noemen.’

‘Daar gebruiken we Joseph en Gerrit voor. Die kunnen het voorstellen aan hun commandant. Als ze dat een beetje overtuigend brengen, zal hij het een goede oefening vinden.’

‘En als die commandant het plan niets vindt?’

‘Dan zijn er wel anderen die hem kunnen overtuigen.’

‘Wie dan wel?’

Belle kijkt haar moeder uitdagend aan. ‘Twee vrouwen die zich door niets en niemand de les laten lezen. Wij dus!’

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter