Belle van Bodegraven, deel 21


Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Al hijgend komt Belle bij het huisje van Dinie aan. Haar klompen heeft ze nog steeds in haar handen. Ze heeft het hele stuk op blote voeten gerend. Haar voeten zijn vuil en doen zeer van de vele steentjes en takken die ze tijdens haar vlucht in de haast niet kon ontwijken. Ze kijkt achterom of iemand haar heeft gevolgd. Er is niemand te zien. Onderweg is ze twee personen tegengekomen, maar omdat ze beide keren snel weg kon duiken heeft geen van hen haar opgemerkt.

Haar hart klopt in haar keel, van het rennen en van de spanning. Ze wacht nog even om een beetje tot rust te komen en klopt dan op de deur.

Al na enkele tellen wordt de deur geopend en verschijnt Dinie in de opening. Ze kijkt verbaasd als ze Belle ziet, doet een stap naar buiten en kijkt of er meer volk is meegekomen. ‘Belle, wat doe jij hier?’ vraagt ze als ze ziet dat de straat verder leeg is. Zonder te antwoorden wurmt Belle zich langs Dinie heen naar binnen. Ze loopt tot achter in de gang, blijft daar staan en gebaart Dinie dat ze de deur moet sluiten. ‘Wat is er aan de hand?’ de argwaan is hoorbaar. ‘Word je achternagezeten? Je hebt toch niets uitgespookt?’ Belle barst in snikken uit. ‘Ach kindje toch,’ roept Dinie geschrokken. ‘Wil je iets te drinken? Ga toch zitten en vertel me wat er aan de hand is.’

Belle begint met horten en stoten te vertellen. Ze struikelt regelmatig over haar woorden en moet een paar keer diep in en uit ademen voordat ze verder kan, maar uiteindelijk vertelt ze het hele verhaal. Dinie is een ogenblik stil en staart voor zich uit, daarna staat ze op, loopt naar het raam en werpt een blik naar buiten. Zo blijft ze een tijd onbeweeglijk staan. Dan draait zich om naar Belle en knikt vriendelijk. ‘Natuurlijk ben je hier welkom zolang als dat nodig is, maar je kunt niet voor altijd weglopen van huis. Ik hoop dat je dat begrijpt.’

‘Maar dan moet ik …’

‘Met die notaris mee? Is dat dan zo erg? Het is vrij gebruikelijk dat een meisje van jouw leeftijd een betrekking zoekt. Nu had je waarschijnlijk graag zelf bepaald waar je zou gaan werken of je had je ouders nog een tijd op de boerderij willen helpen, maar zelfs dat kan niet de oorzaak zijn dat je wegloopt van huis. Volgens mij speelt er meer. Heb ik gelijk?’ Belle staart verlegen naar de grond. Ligt het er zo dik bovenop? Heeft Dinie haar direct al door? Hoe kan ze ooit het geheim van haar moeder bewaren als de eerste de beste waar ze mee praat meteen al in de gaten heeft dat er meer aan de hand is? ‘Je hoeft het me niet te vertellen als je dat niet wilt. Maar het kan er wellicht voor zorgen dat ik jouw gedrag beter begrijp.’

‘Er is echt niets aan de hand.’ ‘Dus als jij zelf deze betrekking had gevonden, was je wel met die notaris meegegaan?’

‘Ja, dat denk ik wel.’ Belle hoopt dat het overtuigend genoeg klinkt. Dinie is altijd al wel nieuwsgierig, maar niet zo erg als nu. Dat ze hier niet lang kan blijven snapt ze zelf ook. Moeder moet voldoende tijd hebben om vader om te praten en misschien dat hij na een paar dagen vanzelf inziet dat het een slecht plan was. ‘We hebben het er later nog wel over. Laten we eerst een plek voor je maken om te slapen.’ Dinie wil net naar een kast lopen als er op de deur gebonsd wordt. ‘Snel, verstop je,’ fluistert ze. Ze wacht een paar tellen en loopt dan zo langzaam mogelijk naar de deur.

Belle heeft zich verscholen achter twee kisten. Ze heeft een lege jutenzak zo goed en ze kwaad het gaat over zich heen gelegd in de hoop dat ze haar niet zullen ontdekken. Gelukkig heeft het huisje kleine ramen waardoor er niet veel licht binnen komt. Ze spitst haar oren om te horen wat er gezegd wordt in de gang. Ze hoort de stem van Dinie en een andere vrouwenstem. Als ze niet beter wist zou ze zeggen dat het haar moeder is. Zou het nu al geregeld zijn met vader? De stemmen in de gang verplaatsen zich richting de kamer. ‘Kom maar tevoorschijn,’ hoort ze Dinie zeggen, ‘het is goed volk.’

Belle komt voorzichtig achter de kisten vandaan. Ze veegt wat uienschilfers uit het haar en ziet tot haar grote verbazing inderdaad moeder staan. Als ze de striemen in haar gezicht en het geronnen bloed bij haar neus ziet, schrikt ze. Ze slaat haar handen voor haar mond. ‘Heeft vader dat gedaan?’ brengt ze met moeite uit. Moeder knikt, maar kan geen woord uitbrengen. Ze wankelt naar een stoel en laat zich erop neervallen. ‘Hoe durft hij! Ik ga nooit meer terug naar huis.’ ‘Belle, je moet begrijpen …’

‘Gaat u hem nog verdedigen ook? Na wat hij gedaan heeft?’ Moeder schudt haar hoofd. ‘Nee, ik ga hem niet verdedigen. Ik vraag alleen om niet te snel te oordelen. Vader heeft … het ongeluk en alles …’ ‘Dat geeft hem nog steeds niet het recht jou te slaan,’ komt Dinie tussenbeide. ‘Kom, laat me dat eens schoonmaken.’ Als iedereen een beetje gekalmeerd is, zit het drietal rond de tafel. Dinie en moeder op een stoel, Belle op een kist. Meer dan twee stoelen zijn er niet aanwezig in het huisje. ‘Hoe nu verder?’ Dinie kijkt moeder en dochter aan.

‘Ik ga niet met die notaris mee.’

‘Dat is van de baan. Nadat vader erachter kwam dat jij weg was, heeft de notaris het voorstel ingetrokken. Hij wilde niet langer wachten en zei dat zijn komst een vergissing was.’ Belle slaakt een zucht van verlichting. ‘Gelukkig maar.’ ‘Ik denk dat vader en de jongens eens moeten ervaren hoe het is als wij er niet zijn,’ zegt moeder op geheimzinnige toon. Er komt warempel een glimlach om haar mond. ‘Laat ze maar in hun sop gaarkoken. Als er niemand is om te koken en te wassen, piepen ze wel anders.’

‘Weten ze waar we zijn?’

‘Nee, ik heb niets gezegd. We zijn je toch niet tot last, Dinie?’ De oude vrouw schudt haar hoofd. ‘Geenszins. Als ik jullie kan helpen doe ik dat graag. Zolang het tijdelijk is, heb ik er geen probleem mee.’ ‘Vader en Leendert kennende zijn ze het snel zat zonder vrouwen in huis. Hij zal ons toch niet als vermist bij de schout opgeven?’

‘Dat denk ik niet want dan wil de schout de hele verhaal weten. Ik denk dat vader zich nu al diep schaamt over die klap.’

‘Net goed voor die brompot,’ lacht Dinie. ‘Het wordt tijd dat die mannen hun vrouwen eens wat meer gaan waarderen.’

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter