Belle van Bodegraven: Deel 20

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Put van Kruijt Reeuwijk

Het blijft stil in de kamer, veel te lang wat Belle betreft. Moeder overweegt toch niet werkelijk om haar als dienstmeid aan die notaris mee te geven? Het rode, verbeten gezicht van haar moeder zegt genoeg. Het antwoord weet ze vrijwel zeker, maar ze ziet ook hoe haar moeder worstelt en naar woorden zoekt. Zou ze tegen de wil van vader in durven gaan? Dat heeft ze nog nooit gedaan. Al heeft haar moeder een eigen wil en bijzondere kijk op de wereld, ze zal vader nooit afvallen. Dat hoort simpelweg niet. Hij is het hoofd van het gezin. Zijn wil is wet. Hij zal het gezichtsverlies niet accepteren.

Notaris Klemrink kucht en tikt zichtbaar geprikkeld op het perkament als teken dat hij meer te doen heeft.

‘Als jij niets zegt, vrouw, beslis ik zelf wel. Geef dat papier maar hier, dan onderteken ik de overeenkomst.’

‘Nee,’ bijt moeder haar man plotseling toe, ‘ik wil het niet. Belle blijft hier. We hebben haar hard nodig op de boerderij.’

‘Wat!’ roept vader. ‘Hoe durf je mij tegen te spreken, vrouw, en dat in het bijzijn van een vreemde nog wel. Verdwijn naar de keuken. Ik handel het hier verder zelf af. Jouw mening doet er niet toe en denk maar niet dat ik met jou klaar ben. Straks als …’

De notaris hoest een keer overdreven en kijkt de kibbelende echtlieden indringend aan. ‘Nu het besluit genomen is, lijkt het me verstandig als de jongedame haar spullen pakt zodat we zo snel mogelijk kunnen vertrekken.’

Belle voelt haar maag draaien. Ze wil niet mee. Hoe kan vader haar dit aandoen? Ze hoort hier op de boerderij, bij haar ouders en broers. Hier heeft ze de vrijheid, de ruimte waar ze zo aan gehecht is. Tranen wellen op achter haar ogen. Ze probeert zich groot te houden, maar voelt hoe de waterlanders over haar wangen lopen. Ook moeder huilt. Ze staat met gebogen hoofd en staart naar de vloer. Haar moeder heeft de strijd opgegeven … of vergist ze zich daarin. Ziet ze toch een geheimzinnige trek rond haar mond?

‘Ik zal haar helpen pakken.’

‘Nee, dat kan ze zelf wel. Zoveel heeft ze niet.’

‘Laat me dan afscheid van haar nemen.’ Moeders stem klinkt smekend en toch hoort Belle er nog iets anders in. Er klinkt hoop in door.

‘Uiteraard, als het maar niet te lang duurt,’ antwoordt Klemrink.

Moeder knielt voor Belle neer en slaat haar armen om haar heen. ‘Zal je goed je best doen?’ snikt ze. ‘Zorg ervoor dat we trots op je kunnen zijn.’ Ze buigt haar gezicht zo dicht mogelijk naar Belle toe. ‘Ga naar tante Dinie en verstop je daar,’ fluistert ze.

Belle knikt en geeft haar moeder een zoen op haar wang. Dus dat is haar moeder van plan. Maar ze kan toch niet voor altijd bij tante Dinie blijven? Er is weinig ruimte in het huisje en haar komst zal niet onopgemerkt blijven. Of probeert moeder tijd te winnen om vader alsnog te overtuigen? Hoe dan ook, ze zal het advies van moeder opvolgen.

‘Dan ga ik mijn spullen pakken.’

‘Als je maar vort maakt,’ bijt vader haar toe. De woede is nog altijd hoorbaar in zijn stem.

Ze hoopt dat haar moeder weet wat ze doet en er niet van langs krijgt als ze straks niet op komt dagen. Zo onopvallend mogelijk opent ze de deur en verdwijnt in de keuken. Nu moet ze snel zijn. Ze opent zachtjes de buitendeur, pakt haar klompen en sluipt blootvoets naar de achterkant van het huis. Haar klompen doet ze later aan. Die maken te veel geluid.

‘Waar sluip jij naartoe?’ hoort ze ineens achter zich.

Ze draait zich geschrokken om. Het is de koetsier. Die was ze helemaal vergeten. Een ogenblik blijft ze staan. Zal ze antwoorden? Dan bestaat de kans dat haar vader of broer het hoort. Als ze niets zegt is dat ook verdacht en slaat de menner wellicht alarm. In een reflex zet ze het op een lopen. Ze

vertrouwt op haar snelheid en op zijn arrogantie. Hij zal niet weten waarom zijn baas hier is en in de ogen van de koetsier is een rennende boerenmeid iets dat te min is om te melden.

‘Waar blijft die meid? Het is altijd wat met haar,’ gromt vader. ‘Leendert, ga kijken waar ze is.’

Leendert knikt en verdwijnt naar de keuken.

Moeder hoort hoe hij de trap oprent om bijna meteen daarna met grote dreunende passen terug te keren.

De keukendeur vliegt open. ‘Ze is weg, vader,’ roept de oudste zoon hijgend uit.

‘Hoe bedoel je … weg?’

‘Ze is niet boven en heeft ook niets ingepakt.’

‘Daar weet jij meer van, vrouw,’ buldert vader. ‘Zeg op, waar is ze?’

‘Hoe zou ik dat weten?’ antwoordt moeder met een stalen gezicht. Haar stem trilt, haar hart maakt een vreugdesprong dat het plan gelukt is.

‘Leendert, ga haar zoeken. Ze kan niet ver zijn. Belle kennende heeft ze zich in de schuur verstopt. Neem je broers mee om te helpen.’

Moeder kan amper een lach onderdrukken. Laat ze eerst maar op en rond het erf zoeken, dat geeft Belle voldoende voorsprong. Ze vertrouwt erop dat haar dochter niet zo dom zal zijn via de weg rechtstreeks naar Dinie te lopen. Belle kent allerlei weggetjes en sluiproutes door de weilanden. Dat komt wel goed en Dinie zal haar niet verraden. Die zal de aanspraak alleen maar fijn vinden.

Notaris Klemrink wil het perkament van tafel pakken, maar vader houdt hem tegen. ‘Ik moet nog tekenen.’

‘Ik denk niet dat er iets te tekenen valt nu de jongedame verdwenen lijkt te zijn.’

‘Mijn zoons zullen haar vinden. Dan kan ze alsnog mee,’ probeert vader de zaak te sussen.

‘Daar kan ik niet op wachten. Mijn tijd is te kostbaar en het lijkt me achteraf toch geen goed idee om de jongedame in dienst te nemen. Het was een vergissing om hier te komen. Mijn excuses voor het storen.’ Klemrink rolt het perkament op, stopt het weg en verlaat zonder er verder nog woorden aan vuil te maken de kamer.

Moeder slaakt een zucht van verlichting tot ze het vuurrode gezicht van haar man ziet. Dit muisje krijgt nog een staartje.

Biografie Ronald van Assen

Ronald van Assen (Delft, 1971) begint in 2011 na een heftige periode in zijn leven met schrijven. In eerste instantie op therapeutische basis. Zijn eerste boeken en verhalen zijn dan ook ervaringsverhalen. Het schrijven geeft hem zoveel voldoening dat hij ermee doorgaat. Inmiddels heeft hij een heel oeuvre op zijn naam staan in verschillende genres. Hij doet regelmatig aan schrijfwedstrijden mee en heeft meerdere prijzen gewonnen. Om zich verder te verdiepen in alle facetten van het schrijven verzorgt hij (lees)redactie, beoordeelt hij manuscripten, geeft hij workshops en is hij jurylid bij verschillende schrijfwedstrijden. Naast zijn werkzaamheden op schrijfgebied is hij ambassadeur van wijzijnMIND, voorlichter bij Stichting Kernkracht en huisman.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter