Belle van Bodegraven, deel 17

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Belle houdt haar adem in en kijkt bang naar haar moeder. Zo boos heeft ze haar nog nooit gezien. Haar moeder heeft de handen tot vuisten gebald, haar neusvleugels trillen, haar ogen zijn vol vuur. Belle zet zich schrap voor de uitbarsting die ongetwijfeld gaat komen. Ze is te ver gegaan deze keer en zal er ongenadig van langs krijgen.

‘Niet hier,’ bijt moeder haar toe. ‘Meekomen jij.’

Ze wordt aan haar arm meegesleurd naar buiten, over het erf tot achter de schuur. Tegenstribbelen heeft geen zin, dat maakt de situatie alleen maar erger. Ze laat zich gewillig meevoeren en moet oppassen dat ze niet struikelt.

Achter de schuur gekomen laat moeder haar los. Haar bovenarm gloeit en al helemaal waar de afdrukken van de nagels staan.

Moeder kijkt met wilde hoofdbewegingen en hoorbare snelle ademhaling om zich heen. Als er niemand te zien is in de omgeving, draait ze zich naar Belle. ‘Nu vertel je mij precies wat je vannacht gezien hebt. Ik wil alles horen en wee je gebeente als je liegt of iets achterhoudt.’

Belle vertelt het hele verhaal. Dat ze niet kon slapen en daarom het raam opende. Dat ze een geluid hoorde op het erf en zich achter het gordijn verstopte om te kijken waar het vandaan kwam. Hoe ze tot haar stomme verbazing zag dat haar eigen moeder ’s nachts rond de schuur sloop en bezoek kreeg van een van de mannen van het fort.

‘Heb je er met anderen over gesproken?’ is het eerste wat haar moeder vraagt als Belle zwijgt.

Ze schudt haar hoofd. ‘Nee, en ik was het ook niet van plan om erover te beginnen tegen u, maar …’

‘Ja, maar wat?’

‘U deed zo onaardig en toen kon ik me niet meer inhouden.’

Moeder is een ogenblik stil. ‘Ga je het aan anderen vertellen?’

‘Dat ligt eraan …’

‘Waar ligt dat aan?’

‘Aan wat u vannacht met die kerel uit het fort achter de schuur deed.’

Moeder sluit haar ogen en slaakt een diepe zucht. ‘Jij dacht toch niet … Hoe durf je dat van mij te denken!’

‘Waar was dan al die geheimzinnigheid voor nodig?’

‘Omdat ik …’ Moeder zwijgt en staart in de verte. Het is of ze naar woorden zoekt, nadenkt over wat ze wel en niet kan zeggen tegen haar dochter. ‘Als ik je de waarheid vertel, beloof je dan dat het tussen ons blijft?’

‘Hoe kan ik dat beloven als ik niet weet wat u gaat vertellen?’

Moeder hurkt voor Belle neer. Haar woede lijkt te zijn verdwenen en plaats te hebben gemaakt voor angst. ‘Je moet het mij beloven, Belle, anders kan ik mijn geheim niet met je delen. Eigenlijk is het te gevaarlijk, maar aangezien je al te veel hebt gezien, kan het niet anders. Beloof het me.’

Belle kijkt besluiteloos naar haar moeder. Ze wil niets beloven zonder dat ze weet waar het om gaat, maar uiteindelijk wint de nieuwsgierigheid het van haar verstand. Ze moet weten waar haar moeder mee bezig is en zeker nadat ze heeft gesproken over gevaar. ‘Ik beloof het,’ zegt ze uiteindelijk.

‘Goed, kom maar mee.’

‘Waar gaan we naartoe?’

‘Naar het fort. Ik wil je aan iemand voorstellen.’

‘Wacht hier,’ zegt moeder als ze bij de oprit van het fort staan. ‘Blijf hier tot ik je roep. Geen gekkigheid graag.’

Belle knikt en ziet hoe haar moeder richting het fort loopt. Achter zich hoort ze hoe het water klotst tegen de voorsteven van een schip dat door de Oude Rijn vaart. Ze kijkt niet op of om en blijft ingespannen naar de ingang van het fort turen.

Na wat voor Belle uren lijkt te duren, wenkt moeder haar. Zo snel ze kan beent ze naar de toegangspoort.

‘Spreek met niemand tot ik zeg dat het veilig is.’

Gezamenlijk lopen ze naar een van de gebouwen aan de achterkant van het vestingwerk. Bij een stenen bouwwerk gekomen, klopt moeder op de deur. De houten toegang wordt vrijwel direct geopend.

‘Snel, naar binnen.’

Belle loopt als een hondje achter haar moeder aan. Haar gezicht is gespannen en ziet wit, alle bravoure is verdwenen.

Binnen in het gebouw is het donker. Een enkel windlicht verspreidt een zwak spookachtig schijnsel op de muren en het plafond. Moeder en een gemaskerde man vergezellen Belle naar een luik in de vloer.

‘Hier naar beneden. Pas op je hoofd en waar je je voeten neerzet.’

Ze komen in een tweede ruimte, kleiner dan de vorige. Er hangt een vreemde lucht en het voelt er koud aan. Ze hoort hoe het luik gesloten wordt. Het angstzweet breekt Belle uit.

Plotseling wordt de vlam van het windlicht hoger gezet en ziet Belle waar ze zijn. Het heeft veel weg van een voorraadschuur.

‘Dit zijn Joseph en Gerrit. Je hebt ze al eerder gezien toen ze het wild bij de boerderij kwamen afleveren. Iets wat ik ze nog zo verboden had …’ moeder kijkt beide heren strak aan.

‘Dus je wilde weten wat ik vannacht met jouw moeder achter de schuur deed bij jullie boerderij?’ vraagt een van de twee mannen die zichzelf voorstelt als Joseph.

Belle knikt, nog te veel onder de indruk om een woord uit te brengen.

‘We hadden het over wat hier ligt.’

‘Wat is dit allemaal?’

‘Kant uit Vlaanderen, wijn uit Frankrijk, Jenever uit Duitsland, wild, boter, allemaal smokkelwaar,’ legt haar moeder rustig uit alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.

‘Waar komt dit vandaan?’

‘Het wordt door soldaten op hun reis meegenomen uit verschillende gebieden,’ verklaart Gerrit, ‘hier opgeslagen en verkocht.’

‘We doen het niet zomaar,’ gaat haar moeder verder. ‘Met het geld dat we ermee verdienen helpen we mensen die gevlucht zijn, voornamelijk uit Overmaas en Loon. Mensen die worden verdacht deel te nemen aan roversbendes, de zogenaamde Bokkenrijders. De meesten zijn echter volkomen onschuldig. Ze worden heimelijk via schepen naar Woerden gebracht. Wij zorgen voor de verdere reis. Sommigen blijven in het westen van het land, anderen gaan naar gebieden overzee. Nu weet je mijn geheim.’

Belle staat met openmond te luisteren. ‘Hoelang bent u hier al mee bezig? Is het daarom dat u soms zo vreemd doet?’

‘We doen dit al meer dan een jaar, in het diepste geheim uiteraard. En ja, soms wordt de spanning me te veel zeker nu vader de hele dag thuis is. Ik kon er met niemand over praten. Wat dat betreft ben ik blij dat jij op de hoogte bent, hoewel ik nu jou met hetzelfde probleem opzadel.’

‘Maar hoe … hoe bent u … hoe bent u hierbij betrokken geraakt? Hoe bent u met de smokkelaars in contact gekomen?’

Plotseling schatert Joseph het uit van de lach. ‘Hoe zij met ons in contact is gekomen, vraag je? Het is eerder andersom.’

‘Dat snap ik niet.’

‘Het is heel simpel,’ antwoordt Joseph op geheimzinnige toon. ‘Jouw moeder heeft de hele operatie opgezet. Zij is het brein achter dit alles.’

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter