Belle van Bodegraven: Deel 16

Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt. 

Waarom sluipt de moeder van Belle midden in de nacht stiekem rond de boerderij?

Belle ligt te woelen in haar slaap. Telkens schrikt ze met een schok wakker om daarna te beseffen dat ze in haar eigen bed ligt en niet ronddoolt in een brandende schuur. De gebeurtenissen hebben meer indruk gemaakt dan ze had verwacht. Achteraf gezien was het ook geen slimme actie om zomaar die vlammenzee te trotseren. Ze heeft de geit gered, dat is waar, maar het had heel anders kunnen aflopen. Ze begrijpt wel waarom moeder zo boos was. Dat kwam voornamelijk door de schrik. Hoe krijgt ze het toch altijd voor elkaar om met haar onbezonnen acties mensen de stuipen op het lijf te jagen? Is zij de enige die dingen doet zonder erbij na te denken? Haar broers zijn heel anders, die denken wel twee keer na voordat ze iets ondernemen. Die wegen eerst alle voors en tegens af. Zij niet. Bij haar is het: eerst doen en dan pas denken.

Ze zucht een keer diep en is het dan zat. Langzaam laat ze zich uit bed zakken en sluipt voorzichtig over de houten planken naar het raam. Ze schuift de gordijnen opzij en opent het venster. Een verkoelende bries stroomt haar kamer binnen ondanks dat de geur van verbrand hout nog in de lucht hangt.

Ze leunt met haar ellebogen op de vensterbank en staart in het duister. De stilte van de nachtelijke deken is rustgevend en beklemmend tegelijkertijd. Alleen heel in de verte klinkt geluid. Wellicht de mannen van het fort die de wacht houden of een schip dat ondanks de duisternis haar weg voortzet over de Oude Rijn.

Plotseling schrikt ze op van een geluid op het erf. Ze duikt snel weg en tuurt vanachter het gordijn om te zien waar het gerucht vandaan komt. Er loopt iemand met een lantaarn rond de schuur. Dat kan op dit uur niet veel goeds betekenen. Wat moet ze doen? Roepen, maar dan verraadt ze zichzelf? Haar ouders waarschuwen? En wat kunnen die doen? Haar vader kan alweer een paar passen buiten de bedstee zetten, maar zeker geen nachtelijk gespuis wegjagen en haar moeder ziet ze ook niet met een indringer op de vuist gaan. Dan blijft alleen Leendert over …

Ze staat op het punt om haar broer te waarschuwen als het licht van de lantaarn de indringer goed beschijnt. Ze schrikt. Het is haar eigen moeder. Waarom sluipt haar moeder midden in de nacht stiekem rond de boerderij? Ze trekt zich nog verder terug achter het gordijn en is muisstil om ontdekking te voorkomen.

Dan verschijnt er een tweede lantaarn. Het licht komt vanaf het zandpad dat naar de hoeve leidt en beweegt in een rechte lijn naar de schuur. Nieuwsgierig blijft Belle kijken wat er gaat gebeuren.

De tweede figuur is een man. Hij komt Belle vaag bekend voor, maar ze kan zich niet herinneren waar ze hem eerder heeft gezien. Veel tijd om hem beter te bekijken krijgt ze niet. De twee figuren lijken elkaar te begroeten en verdwijnen dan aan de zijkant van de schuur uit het zicht.

Belle staat in tweestrijd. Ze brandt van nieuwsgierigheid om erachter te komen wat haar moeder midden in de nacht met een vreemde kerel achter de schuur doet. Aan de andere kant wil ze het misschien helemaal niet weten. Zou dit de verklaring zijn voor het vreemde gedrag van haar moeder? Er is maar één manier om achter de waarheid te komen en dat is het op de man af vragen, maar of ze dat durft weet ze niet. Misschien is er een heel logische verklaring en is er niets aan de hand? Misschien beeldt ze zich van alles in? Ze is vastbesloten hoe dan ook achter de waarheid te komen. Vraag is alleen hoe ze dat een beetje tactisch aan kan pakken.

Ze blijft nog een tijd langs de gordijnen turen, maar als verder niets gebeurt sluit ze voorzichtig het venster en gaat ze terug naar bed. Slapen lukt niet meer. De gedachten malen door haar hoofd, niet alleen wat haar moeder betreft, maar over alles wat er zich de afgelopen weken heeft voorgedaan.

Ineens schiet ze overeind. Ze weet waar ze de tweede figuur van kent, dat was een van de mannen die de hazen en de fazant kwamen brengen. Wat moet die man midden in de nacht hier? Reageerde haar moeder daarom zo boos toen ze over die kerels vertelde omdat ze wist van wie het wild afkomstig was? De geschiedenis wordt steeds vreemder. Al denkend valt Belle uiteindelijk toch in slaap.

De volgende ochtend is moeder drukdoende in de keuken. Leendert en de tweeling hebben al gegeten, haar jongste broer schrokt met grote scheppen zijn pap naar binnen. Belle moet kokhalzen bij de aanblik ervan.

‘Zo, lastpost. Ook eindelijk beneden?’ begroet moeder haar pinnig.

Belle wil een gevatte opmerking maken, maar houdt zich in. Ze schept haar bord halfvol en begint met lange tanden aan haar ontbijt. Terwijl ze de pap met vellen zo snel mogelijk naar binnen werkt om er maar vanaf te zijn, denkt ze na over het nachtelijke avontuur. Gezien de bui van haar moeder moet ze het voorzichtig aanpakken, hoewel ze aan de andere kant veel zin heeft haar gal te spuien.

‘Tong verloren?’ vraagt moeder, terwijl ze een pan ophangt. ‘Normaal heb je het hoogste woord.’

‘Ik heb slecht geslapen vannacht.’

‘Dat krijg je met jouw gedrag. Kinderen die zich niet weten te gedragen zoals het hoort, worden ’s nachts gekweld door hun slechte gedachten. En eet je pap eens normaal op. Neem een voorbeeld aan Koos, die vindt het lekker.’

Haar jongste broer knikt, zet zijn lege bord zonder iets te zeggen in de tobbe en verlaat de keuken.

Nu Belle alleen is met haar moeder kan ze zich niet langer inhouden. ‘Ik hoorde vannacht vreemde geluiden op het erf. Heeft u niets gehoord, moeder?’

Haar moeder doet of ze niets hoort en gaat stoïcijns verder met het afdrogen van enkele borden.

‘Toen ik vannacht niet kon slapen, heb ik uit het venster gekeken. Verbazingwekkend wat je allemaal ziet ’s nachts. Ik wist niet dat er zoveel bedrijvigheid was.’

Moeder heeft haar theedoek weggelegd. Ze staart uit het keukenraam en ademt hoorbaar. Haar handen trillen.

‘Je zou zeggen dat alle mensen ’s nachts slapen en er dan alleen leden van het dievengilde op pad zijn, maar daar vergis ik me blijkbaar in.’

Moeder draait zich met een ruk om. Haar hoofd ziet zo rood als een tomaat. ‘Zeg nou maar wat je op je hart hebt?’ briest ze.

‘Wat deed u vannacht buiten met een van die mannen van het fort?’

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter