Het spannende avontuur van Belle van Bodegraven
Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt.
Deel 9
‘Hoe voel je je vandaag?’
‘Stukken beter,’ antwoordt Belle met een grote glimlach.
‘Voor alle zekerheid komt de dokter vanmiddag nog een keer langs. Je mag niet eerder weg voordat hij toestemming geeft.’ Harm trekt een quasi streng gezicht, maar schiet dan ook in de lach. ‘Meid, je bent me d’r eentje. Als ik die verhalen allemaal moet geloven die jij vertelt, heb je al de halve wereld gezien en je bent ook niet bepaald op je mondje gevallen. Wat dat betreft kan mijn Aaltje wat van je leren. Die laat veel te veel over zich heenlopen in de grote stad. Nu hoort een dienstmeid uiteraard haar plaats te kennen, maar wat meer waardering verdient ze wel.’
‘Komt ze vaak naar huis?’
Harm schudt zijn hoofd. ‘Helaas niet. Ze heeft om de twee weken een vrije middag en om de drie maanden een heel weekend verlof. Dan komt ze soms naar huis, maar alleen als ze vervoer kan regelen. Het is te voet een te lange reis. Maar ik ben blij dat ze een goede betrekking heeft. Het is voor mij een mond minder om te voeden.’
‘Is uw dochter uit huis, krijgt u een verdwaalde vreemdeling met een hongerige mond.’
Harm schatert van de lach. ‘Maak je geen zorgen. Ik kom niet om van de honger. Wat die hongerige mond betreft heb je gelijk, wat kan jij eten! Maar even iets anders … hoe krijgen we jou weer thuis.’
‘Gewoon, lopend. Ik weet welke kant ik ongeveer uit moet en als ik de weg niet weet, vraag ik het.’
‘Dat laatste twijfel ik niet aan, maar dat eerste zie ik niet zo zitten. Vergeet niet hoe je hier terecht bent gekomen. Er is veel gespuis op de weg, zeker voor een jongedame alleen. Ik wil er zeker van zijn dat je veilig thuiskomt. Ik heb echter geen kar waarmee ik je kan brengen. Maar weet je wat … we vragen vanmiddag de dokter om raad, die kent veel mensen.’
’s Middags geeft de dokter het verlossende woord. Wat hem betreft is Belle genezen verklaard. ‘Je ziet er een stuk beter uit in vergelijking met de eerste keer dat ik je bezocht. Wat mij betreft mag je naar huis.’
‘Dat is een probleem,’ komt Harm tussenbeide, ‘hoe weten we zeker dat Belle veilig in Bodegraven komt?’
De dokter kijkt bedenkelijk en knikt. ‘Tja, dat is een goede vraag, mijn beste kerel. Maar misschien heb ik wel een oplossing. Morgen gaat mijn knecht naar François Grendel, de apotheker in Gouda om een nieuwe voorraad pillen en poeders in te slaan. Mijn vader maakte ze vroeger zelf en in het begin deed ik dat ook, maar sinds apotheker Grendel er is … enfin, ik dwaal te ver af. Als je haar morgen naar mijn huis brengt, kan ze met mijn knecht meerijden. Dan is ze in ieder geval alvast in Gouda …’
‘… en dan loop ik de rest wel naar huis.’
‘Nee, nee, daar hebben we het al over gehad. Daar komt niets van in.’
‘François is vast wel zo aardig om haar naar huis te brengen en anders kent hij wel iemand die dat voor hem kan doen. Ik zal mijn knecht een brief meegeven waarin ik de situatie uitleg. Ik weet zeker dat het goedkomt.’
‘Dank u, dokter.’ Harm klinkt opgelucht. ‘We moeten het nog wel over de kosten hebben voor de behandeling van de jongedame.’
De dokter schudt zijn hoofd. ‘Die rekening komt er niet. Ik ben blij dat ik eindelijk iets terug heb kunnen doen na … nou ja, je weet wel. Dus als jij ervoor zorgt dat ze morgenvroeg bij mijn huis is, dan regel ik het vervoer naar Gouda.’
‘Wat bedoelde de dokter met dat hij iets terug heeft kunnen doen?’ vraagt Belle als ze even later gezamenlijk aan de tafel zitten.
Harm staart voor zich uit. Zijn gezicht staat ernstig. Hij lijkt Belle niet te horen. ‘Sorry, wat?’ vraagt hij na een paar seconden.
‘Wat de dokter net bedoelde toen hij zei blij te zijn eindelijk iets terug te kunnen doen?’
De man zijn gezicht betrekt verder. ‘Dat heeft met wijlen mijn vrouw te maken.’
‘Aaltjes moeder?’
Hij schudt langzaam zijn hoofd. ‘Die is gestorven in het kraambed, vlak na de geboorte van onze dochter. Daarna ben ik een aantal jaar alleen geweest. Dat was zwaar, werken op het land en in het huis, en dan ook nog Aaltje opvoeden. Ik kreeg gelukkig hulp uit het dorp, maar de meeste mensen vonden het maar niets dat ik mijn kind alleen opvoedde. Een meisje laten opvoeden door een man alleen … daar kwam volgens die lui alleen maar ellende van. Uiteindelijk ben ik hertrouwd, maar dat huwelijk heeft nog geen jaar geduurd.’ Zijn stem stokt.
‘Wat vreselijk,’ roept Belle uit. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Ze is verdronken in de IJssel. Tenminste … ze leefde nog toen ze haar uit het water haalden, maar is kort daarna overleden. Ze hebben haar op een kar gelegd en naar de dokter gebracht, maar die was niet thuis.’
‘Had hij haar kunnen redden?’
‘Wie zal het zeggen. Als het haar tijd was, had hij daar toch niets aan kunnen veranderen. Maar de beste man heeft zich lang schuldig gevoeld, hoewel hij er niets aan kon doen. Hij was op de terugweg van een patiënt. Misschien dat je nu snapt waarom ik zei dat het veel erger had kunnen aflopen. Toen jij drijfnat voor mijn deur stond, kwam alles ineens weer boven.’
‘Gelukkig is het deze keer goed afgelopen.’
‘Gelukkig wel. Ik zal je gezelligheid missen als je weg bent, dat mag je best weten. Mocht je ooit nog eens in de buurt zijn, mag je altijd langskomen.’
‘En als u in de buurt van Bodegraven bent, staat onze deur ook altijd open.’
‘Daar houd ik je aan. En nu genoeg geklets. We hebben nog werk te doen tot het donker wordt en morgen is het weer vroeg dag. Dan breng ik je voor dag en dauw naar het huis van de dokter.’