Bodegraven-Reeuwijk – Speciaal voor EditieGroeneHart.nl verschijnt van de hand van de Bodegraafse schrijver Ronald van Assen het historische tweewekelijkse vervolgverhaal Belle van Bodegraven. Belle van Bodegraven is een verhaal dat zich afspeelt aan het eind van de 18e eeuw in de omgeving van Bodegraven. Hoofdpersoon is de zestienjarige Belle. Een behulpzaam meisje met een hang naar avontuur wat haar regelmatig in de problemen brengt.
De auteur Ronald van Assen heeft inmiddels diverse bestsellers op zijn naam staan. Als vader van drie kinderen werkte hij ruim 17 jaar in de automatisering, leek altijd vrolijk en leidde ogenschijnlijk een probleemloos leven. Dat leven bleek echter één grote schijnvertoning, toen in zijn veertigste levensjaar zijn werkelijke verhaal naar buiten kwam. Hij bleek al sinds zijn jeugd verschillende vormen van persoonlijkheidsstoornissen te hebben, die hij altijd verborgen wist te houden.
Eenmaal op het punt aangekomen dat hij zich niet meer kon verbergen achter een façade van een geslaagd ‘alledaags’ leven ging het roer om en begon hij met schrijven. In eerste instantie als therapie, maar al gauw kreeg hij de smaak te pakken. Inmiddels verschenen al meer dan een dozijn boeken van de hand van Ronald van Assen zoals Jelena – De onbekende held, De tranen van de eenhoorn en de Ron & Geertje trilogie.
En vanaf nu voortaan iedere twee weken bij EditieGroeneHart.nl het verhaal van Belle van Bodegraven.
Belle van Bodegraven
Deel 1
De haan is er deze morgen vroeg bij. Met zijn enigszins schorre gekraai, kondigt hij een nieuwe dag aan. Kukelekuuu. Parmantig staat hij boven op het kippenhok. Hij schudt zijn verendek en gooit zijn kop zo ver mogelijk achterover. Kukelekuuu. Het geluid draagt ver over de met dauw bedekte velden van de Zuidzijdsche Polder.
Belle opent haar ogen en rekt zich uitgebreid uit. Het nog zwakke zonnetje probeert langs de randen van de rood-wit geblokte gordijnen te komen. Kleine stralen scheppen hier en daar lichte plekken op haar versleten Leidse deken alsof het eilanden zijn op een oneindige zee.
Vanuit de verte klinkt het heldere basgeluid van de Sint Gallus. Belle telt het aantal slagen. Zes stuks. Ze zijn goed te horen. De wind komt uit het westen. De meimaand dient zich in al zijn glorie aan. Alles is beter dan die snijdende oostenwind van de afgelopen weken.
Ze stapt uit bed, fatsoeneert het stro in haar matras en trekt haar onderjurk recht. Snel schiet ze haar bovenkleding aan en doet haar schort voor. Een geluid buiten trekt haar aandacht. Klossende klompen. Aan de nonchalante tred te horen, is het haar oudste broer Leendert die terugkomt van het melken. Het verbaast haar dat hij ondanks de luidruchtige, en voornamelijk late, thuiskomst gisteravond zo vroeg op is. Ze heeft nog een hartig woordje met hem te wisselen. Wat hij ’s avonds allemaal uitspookt op het dorp moet hij zelf weten, zolang zij er maar geen last van heeft.
Geruisloos daalt ze de trap af. In de keuken roert moeder in de pap. De weeïge lucht komt haar tegemoet. Ze neemt ’s morgens liever een snee brood in plaats van die klonterige brij. Volgens haar moeder is pap bij het ontbijt een voedzaam begin van de dag en mag ze van geluk spreken dat ze het elke ochtend hebben. In de stad zijn heel wat sukkelaars die de dag noodgedwongen met een lege maag beginnen.
Ze schiet haar klompen aan, slaat haar omslagdoek om en stapt het erf op. Ondanks dat de wind uit het westen komt, voelt het nog fris aan. Snel gooit ze een plens koud water uit de emmer naast de deur in haar gezicht. Ze veegt haar handen af aan het schort. Nu is ze klaar voor de confrontatie met haar broer, maar waar is hij gebleven? Ze steekt het erf over richting de grote schuur. Zou hij binnen zijn? De deur staat op een kier. Ze wil net naar binnen gaan als de oudste telg om de hoek van het huis verschijnt.
Hij steekt breed lachend zijn hand op ter begroeting. ‘Morgen, schoonheid.’
‘Noem me niet zo. Ik ben je schoonheid niet.’
‘Oei, met het verkeerde been uit bed gestapt? Het wordt tijd dat je een vrijer zoekt. Je bent al zestien. Hoog tijd dat je gaat trouwen. Ben ik van dat gezeur van je af.’
Leendert wil doorlopen, maar Belle houdt hem tegen. ‘Waar was jij gisteravond?’
‘Hoezo? Ik dacht niet dat ik verantwoording aan jou hoef af te leggen.’
‘Aan mij niet, maar aan vader en moeder wel.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Die slapen toch overal doorheen en zolang ik het niet te bont maak, mag ik gaan en staan waar ik wil.’
‘Ik ben er anders niet van gediend. Wat je op het dorp uitspookt zijn mijn zaken niet, maar wil je in het vervolg iets minder lawaai maken als je thuiskomt. Ik hoorde je al van verre aankomen. En …’
‘En wat?’
‘En je zong zo vals als een kraai.’ Bij die laatste woorden kan ze haar lachen niet inhouden. Haar boze bui is direct verdwenen.
‘Kijk, zo zie ik je graag, schoonheid.’
Ze wil antwoorden, maar houdt wijselijk haar mond. Haar broer is onverbeterlijk. Ze heeft het ook zwaar als enige dochter in het gezin. Van jongs af aan is ze het mikpunt van Leendert. Dat hij drie jaar ouder is, zou je niet zeggen. Zij is van de twee het meest volwassen. Zelfs Barend en Johannes, de tweeling van vijftien, gedragen zich zelfstandiger dan Leendert. Alleen nakomertje Koos ziet er kinderlijker uit. Hij is pas twaalf, maar het is ook deels te wijten aan zijn tengere postuur en blonde peenhaar.
Ze trekt haar gezicht in een plooi. ‘Als je in het vervolg maar wat stiller doet,’ zegt ze en beent weg.
Leendert kijkt haar na, schudt zijn hoofd, mompelt wat in zichzelf en wandelt dan verder.
Belle loopt op een draf naar het kippenhok en begint aan haar dagelijkse karwei. Ze heeft een vast ritueel dat begint met het rapen van de eieren. Iedereen heeft een vaste taak in huis, zelfs Koos moet eraan geloven. Het boerenleven wordt er van jongs af aan met de paplepel ingegoten. En als iedereen zijn steentje bijdraagt, kunnen ze het zonder knecht en meid af. Dat spaart geld uit wat vader wil investeren in nieuw vee. Moeder heeft daar wel haar bedenkingen bij. Meer vee is mooi, maar brengt extra werk met zich mee. Dan komt er gegarandeerd een moment dat ze niet meer zonder knecht kunnen. Maar dat zijn zorgen voor later.
‘Rustig maar,’ stelt Belle de kippen gerust. Ze stuiven alle kanten op als ze het hok binnenstapt. ‘Wat hebben jullie vandaag. Toch geen vos in de buurt.’ Ze verzamelt de eieren in haar schort en sluit het hok goed af. Vorig jaar is er een vos in de nabije omgeving geweest. Die heeft toen bij het pluimvee op de boerderij van Veldman flink huisgehouden. Ze moet er niet aan denken dat zo’n beest zich hier tegoed doet aan hun kippen.
Met de eieren in haar schort loopt ze naar de grote schuur. Daar staan de manden om ze in te bewaren. De meeste zijn voor eigen gebruik. Wat over blijft, wordt verkocht op de markt of geruild met de buren.
Ze legt ze voorzichtig neer als ze schrikt van een ritselend geluid achter zich. Vliegensvlug draait ze zich om en wankelt een paar stappen achteruit. ‘Wie ben jij?’ stamelt ze verschrikt.
Over twee weken het vervolg van Belle van Bodegraven